maandag 25 juni 2012

Het grote doel



Iedere donkere winter gaat voorbij en het licht wint het steeds weer
van de duisternis. Symbolisch voor ons leven. Het licht zal het altijd
winnen van het duister.


Hier een aantal woorden van een oud man, die veel ondervonden heeft
en vreugd en verdriet geproefd heeft en die van jongs af aan gezocht had
naar de zin van het leven. Nu als 85 jarige wil ik troost en hoop
schenken aan wie dat nodig heeft. En ik begin met een citaat van de
bekende schrijver Ernst Hemingway:


"Je kunt een man wel doden, maar niet overwinnen”

Dit raakt de kern van het leven. Wij, mensen strijdend met allerlei
tegenslag, wanhoop, zorg, verdriet, onrecht en verdrukking, zijn niet
geboren om overwonnen te worden. Wij kunnen hooguit strijdend ten
onder gaan, maar als wij het geloof in ons zelf behouden en in het
doel van ons leven dan kan niets of niemand ons overwinnen.


Mijn zoon,die is op 4 maart 2012 aan een dodelijke vorm van kanker
overleden. Maar ik weiger mij door het verdriet te laten overspoelen.
Mijn zoon is wel gestorven, overleden zoals men dat noemt, dus "over
het lijden heen" en zoals God het wilde, maar dood ging hij niet.


Niet één waarlijk oprecht en moedig mens gaat dood! DE DOOD BESTAAT
NIET! Ook voor mij niet. Daarom zal er straks op mijn grafsteen staan;
"IK BEN NIET DOOD MAAR ERGENS ANDERS" Omdat ik weet dat ik dan in de rustplaats van onze hemelse Vader ben, in het Paradijs, zoals beloofd wordt in het Boek van Mormon, Alma 40:11-12.


Ik hou van de 5de symphonie van Beethoven met die beroemde aanvangs-
tonen die in de oorlog als de V in Morseschrift werd gebruikt, maar
ook in gebaar met in V vorm opgestoken vingers, de V van VICTORIE
uitbeeld. Dat draagt ook Beethovens 5 de zo magistraal uit; De moedige
strijd van de mens die vallend en opstaand klimt hoger en hoger, op
weg naar de sterren, ondanks alles wat tegenhoudt, tegenslag en noodlot.
Beethoven zegt zelf van de begin tonen van zijn 5de symphonie: ”Zo klopt het noodlot aan de deur”. Maar wij kunnen dat noodlot tarten omdat wij uiteindelijk zullen overwinnen. Hoe vaak het noodlot aan onze deur klopt, hoe dikwijls de mens vernederd, geslagen en gesmaad wordt, hoe dikwijls onze hoop en verwachting de bodem wordt ingeslagen en wij ter aarde worden neergeworpen, hoe vaak ons geluk door demonische machten wordt afgebroken door oorlog, ramp en vernietiging en wij verdrietig op de puinhopen teneer geslagen liggen, tóch richt de mens zich steeds weer moedig op, hoewel gebeukt en geslagen, om voort en voort te gaan, te klimmen op en op, hoger en hoger, onverzettelijk en vastberaden stap voor stap zet de mens de tocht van het leven voort, steeds omhoog strevend ondanks tegenslagen en verdriet dat hem tijdelijk terug werpt, op naar het einddoel die de glorieuze overwinning is op alle machten der duisternis en krachten die ons naar beneden trachtten te trekken, “terug naar de sterren onze eeuwige bestemming”.

Droom




Lang geleden had ik een droom. Ik was nog jong en zoekend naar antwoorden op mijn vele vragen. In die droom bevond ik mij in een groot gebouw. Er was een select gezelschap hoge kerkelijke leiders van de Rooms Katholieke kerk in vergadering bijeen. Het was in het jaar 1155.

Aan het hoofd zat de Paus, de plaatsvervanger van Christus, gekleed in prachtig gewaad en op het hoofd de met juwelen bezette driedelige pauselijke kroon, de Triara. Aan zijn vinger droeg hij een grote fonkelende edelsteen, die door de Kardinalen in hun felrode gewaden en de Bisschoppen eerbiedig gekust was.

Bisschop Renaud van Chartres was aan het woord. Zijn kathedraal was in 1150 door blikseminslag getroffen en geheel verbrand. De Paus had verklaard dat dit een teken van God’s toorn was geweest omdat Hij niet tevreden was met het oude heiligdom en een nieuw, groter en luxueuzer bouwwerk wenste.

Bisschop Renaud zag als zijn opdracht die nieuwe kathedraal te bouwen. Echter, de geldelijke middelen schoten tekort, verklaarde hij in zijn toespraak. Want de stroom toeristen, die jaarlijks de Kathedraal bezochten om het heilige gewaad van de moeder Gods Maria te zien die daarin ten toon werd gesteld, bleven nu dat gewaad door de brand was vernietigd, weg en de geldstroom was opgedroogd. Dat gewaad, een mantel, had volgens de legende, Maria gedragen bij de geboorte van haar Zoon.

Nu had Bisschop Renaud het plan opgevat om dat heilige relikwie door een wonder weer uit de as te doen herrijzen en bekend te maken dat drie monniken kans hadden gezien het gewaad uit het vuur te redden door met de mantel de kelder in te vluchten. Daar hadden zij de felle brand overleeft door bescherming van de Heilige Maagd Maria. Zij zouden het geheim hebben gehouden, maar nu achtte hij de tijd gekomen om een replica van het heilige kledingstuk als een groot wonder met veel publiciteit aan de wereld te tonen. Zo zou de toeristenstroom weer op gang komen en, door dat godswonder, groter dan voorheen veel geld voor de bouw van de nieuwe kathedraal opleveren. Het was wel niet in de haak dit bedrog, maar hij was van mening, dat het doel, namelijk de verering van de Heilige Maagd Maria en haar goddelijke Zoon Jezus, het middel heiligde.Maar om dit vroom bedrog te sanctioneren had hij toestemming nodig. Er werd lang over gedelibereerd, maar uiteindelijk gaf de Paus en de anderen, op een paar uitzonderingen na, hun goedkeuring aan het plan.

Tot zover is alles authentiek en historisch werkelijk gebeurd. Nu voeg ik er iets aan toe!

Het werd stil in de vergadering. Ieder had zijn eigen gedachten. Toen werd de stilte verstoord door getimmer ergens achter in de hoek van het gebouw. Een timmerman verrichtte een klusje en het geluid daarvan verstoorde de heilige sfeer. Bisschop Renaud, in zijn nopjes om de goedkeuring van zijn plan, wendde zich geërgerd naar de timmerman en gelastte hem voor de vergadering te komen. De man liep langzaam met gebogen rug en hoofd naar voren en zweeg. Het was een sjofel figuur in armoedige werkkleding, die schril afstak bij de fraaie outfit van de voorname geestelijken. Woedend stelde Renaud hem de vraag: "Wie bent u die het aan durft onze vergadering te verstoren?" 

Langzaam hief de man het hoofd op en zacht maar duidelijk hoorbaar klonk: "IK BEN JEZUS CHRISTUS!" Daarop was hij plots verdwenen.

Maar mijn droom ging verder. Later, de avond was gevallen en sterren schitterden aan de donkere hemel, beklom ik een heuvel. En op die heuvel in de stilte, ver van het rumoer, zag ik Jezus, verzonken in gebed. Toen Hij zich uit Zijn knielende houding had opgericht, naderde ik Hem schuchter. Ik bleef verlegen voor Hem staan. Hij lachte mij vriendelijk toe en nodigde mij naast Hem te komen zitten. Een tijd lang zwegen wij en ik durfde niet goed te zeggen wat mij op het hart lag. Tenslotte verzamelde ik al mijn moed en vroeg zachtjes: "Waarom was U zo snel uit dat gebouw verdwenen?"

Hij keek mij aan en zei: "Zij spraken over eerbetoon aan Mij. Maar hun eer begeer ik niet. Ik heb hen nooit gekend (Mattheüs 7:21-23). Zij eren Mij met hun mond, maar hun hart is verre van mij. Zij beroven de armen omwille van hun fraaie heiligdommen en kostbare kleding. Zij geven het evangelie niet om niet, zoals Ik mijn discipelen leerde, maar wensen het te verkopen om eer, roem en rijkdom te verwerven. En hoever zijn zij afgedwaald van Mijn eenvoudige en ware leer, die oproept om te dienen en niet gediend te worden, om al de geboden van mijn ware kerk na te leven." Hij zweeg.

Ik dacht na over Zijn woorden en durfde toen de vraag te stellen: "Maar Heer, wát is Uw ware kerk? Ik zoek al zo lang. Kunt U mij dat vertellen?" 

Christus antwoordde en zei: "Ik zal je gelijkenissen tonen. Zoals Ik ook in gelijkenissen sprak. Sluit je ogen en zie." 

Ik sloot mijn ogen. Er verscheen een beeld van een grote boom, stevig geworteld in vruchtbare aarde. De stam was recht en hoog en reikte naar de hemel, maar de stam vertakte zich in twee grote takken en die takken vertakten zich weer en verder en verder tot het een warwinkel werd van grote en kleine takken. Toen ik toekeek, verscheen een jong man met een grote scherpe bijl. Hij hieuw met één flitsende slag de dicht verstrengelde kruin van de boom af. Wat overbleef was alleen de stam van de boom!

Toen verscheen voor mijn geestesoog een grote spiegel. Ik stond op en ging voor die spiegel staan en zag mijzelf, klaar en duidelijk, zoals ik er werkelijk uitzag. Boven de spiegel trok de lucht dicht met grote donkere wolken. Er barstte een zware hagelbui los en grote hagelstenen troffen de spiegel, die in vele stukken brak. Er liepen mensen op die spiegelscherven toe, priesters, geestelijken, predikers, filosofen en bijbelgeleerden. Ieder raapte een scherf op en toonden zich er verheugd mee. Toen verdwenen zij. Er verscheen een eenvoudige jongeman en die zette een nieuwe, ongebroken spiegel neer.

Ik ontwaakte uit mijn visioen en vroeg de Heer: "Wat betekenen de dingen die ik zag?"

Hij sprak en verklaarde: "Die boom en die spiegel betekenen hetzelfde. Dat Ik je twee beelden liet zien, betekent dat de zaak en uitlegging waar zijn, want bij getuigenis van twee staat een zaak vast. Boom en spiegel symboliseren mijn enige en ware kerk, zoals Ik die oprichtte voor Ik ten hemel voer. De vruchtbare aarde waarop de boom gegrond was, is het eeuwige en ware evangelie. De stam van de boom is de rechte en ware leer. De spiegel is het symbool van de waarheid en weerspiegelt de waarheid zonder bedrog. Dat die spiegel brak, komt door de werken van de grote hoer (Openbaring 17:1-6), waarvan de grondslag de duivel is en die de hele wereld misleid. Zij die een deel of scherf van spiegel waarheid opraapten, bezitten nu een deel der waarheid. Maar niet de volledige waarheid. De boom, die zich vertakte betekent, dat uit de boom de Rooms Katholieke kerk en de Grieks Orthodoxe kerk afsplitsten en daaruit splitsten weer, zoals takken en takjes van een boom zich splitsen, vele kerken, gemeenschappen, sekten, religieuze bewegingen, westerse en oosterse godsdiensten.De jongeman, die de kroon van de boom afhakte en een nieuwe spiegel oprichtte, was Mijn dienstknecht, die Ik voor de die taak, het herstellen van Mijn eerste en ware kerk, heb uitgekozen. Die droeg in het begin Mijn naam: "De Kerk van Jezus Christus van de heiligen der eerste dagen" en die na drie jaar prediking en wonderen slechts uit 120 personen bestond (Handelingen 1:15). Ik gebood de jongeman de door hem herstelde kerk weer als vroeger naar Mijn naam te noemen: "De Kerk van Jezus Christus van de heiligen" (Romeinen 1:7 en 15:26) maar nu van de laatste dagen. Hij zond als hersteller en leider van mijn herstelde kerk, net als vroeger Evangelisten twee aan twee uit (Lucas 10:1) om Mijn ware leer aan de wereld bekend te maken (Mattheüs 10:1-11:1)".

Christus zweeg en ik dacht na over het visioen, dat Hij mij getoond had. Boven onze hoofden straalden de fonkelende sterren, gebed als schitterende juwelen op zwart fluweel en de brede band der Melkweg glansde lichtend op tegen de donkere koepel der nacht. De koele nachtwind fluisterde door de bladeren der bomen die als stramme wachters om ons heen stonden.

"Maar….Heer", vroeg ik aarzelend, "Waaraan herken ik Uw ware kerk?" 

"Die is niet moeilijk te herkennen Mijn zoon", sprak Hij op innige toon. "Ik zie dat je een waarlijk zoeker bent naar Mijn Vader en Zijn waarheid. Wel, die waarheid zul je vinden in Mijn kerk. Zoals je een boom herkent aan zijn vruchten, zo zul je Mijn ware kerk herkennen. Als je oprecht zoekt en je ziet een kerk, die net als vroeger een klein kuddeke is en gering in ledental (Lucas 12:32) met één profeet en leider, zoals vroeger Petrus (Mattheüs 16:18-19), die twaalf apostelen heeft (Handelingen 1:26) en zendelingen, die twee aan twee uitgaan in de wereld (Mattheüs 10:6-1), die alle verordeningen leert en doet, zoals dopen door onderdompeling (Matteüs 3:16, Romeinen 6:3-5), dopen voor de doden (1 Corr. 15:29) en door handoplegging de Heilige Geest verleent (Handelingen 8:12-20 en Handelingen 19:1-6) en met olie de zieken zalft ter genezing (Jacobus 5:14-15), de tiende betaalt (Maleachi 3:8-9-10) en iedere Sabbatdag het avondmaal bedient ter Mijner gedachtenis (Lucas 22:19), die niet pas geboren kinderen doopt, maar alleen zij die zich bekeren en daartoe de leeftijd des onderscheids hebben bereikt (Ik zegende de kinderen, maar doopte hen niet. Markus 10:13-16) en waardige priesters heeft, die van Mij het gezag hebben ontvangen om heilige handelingen en de doop te verrichten (Exodus 28:1 en 40:13-15). Dan kun je zeker weten wat mijn ware kerk is. Ware en waardige leden van Mijn kerk zul je herkennen als je de weinigen aanschouwt, die zich verre houden van de hoererij van de wereld en het grote Babylon (Openbaring 14:8) en die de geboden van God onderhouden en het geloof in Mij Jezus Christus behouden en daar naar werken. En niet alleen geloven! Die zullen de naam des Vaders en de Zoon op hun voorhoofden geschreven hebben en "heiligen" worden genoemd. Zij zullen rusten in het Paradijs en hun werken volgen hen na (bij de opstanding) (Openbaring 14:1 en 14:12-13). 

Het was veel wat de Heer mij vertelde en het gaf duidelijk antwoord op mijn vele vragen. Toch had ik nog een vraag, die mij sinds mijn jeugd bezig hield. Ik stelde die vraag: "Heer wat is de zin van het leven?" 

Hij glimlachte en zei: "Dat is de meest eenvoudige vraag met het meest eenvoudige antwoord." Hij keek mij zwijgend aan en in Zijn ogen zag ik de glans van Zijn onpeilbare liefde.

"En..", waagde ik te vragen. "Wat is dan de zin?"

Hij schudde langzaam het hoofd en zei: "Nu ben je al zo lang met Mij bezig en nog begrijp je niet? Ik zal het je zeggen. Leer van Mij en het voorbeeld dat Ik gaf. En dat is: HET ONBAATZUCHTIG DIENEN VAN DE NAASTE! Waarvoor Ik als uiterste consequentie Mijn leven gaf aan het kruis! Niet nemen, maar geven. Niet gediend willen worden, maar dienen. Het goede verkopen om niet en niet om er zelf beter van te worden. Geen voor wat hoort wat-principe, geen schijnliefde om er iets voor terug te willen ontvangen, want ware liefde verwacht nooit iets terug voor wat gegeven wordt. Kortom: Heb je naaste lief. Dát is de zin van het leven!"

"Heer", stamelde ik, "alstublieft wees niet boos dat ik nog één laatste vraag stel. En dat is: Kunt U mij de oplossing geven van het mysterie van de "heilige drie-eenheid"? Dat U en Uw Vader en de Heilige Geest één Persoon zijn?" 

Hij antwoordde: "Ik word niet boos, want boosheid behoort niet tot Mijn eigenschappen. Maar waarom vraag je dat? Je kent toch de Schriften? Hoeveel personen waren er bij Mijn doop in de Jordaan?" 

"Drie", antwoordde ik.

"Je hebt juist geantwoord", zei Jezus. "Ik rees op uit het water, Mijn Vader sprak uit de hemel: Dit is Mijn meest geliefde Zoon. En de Heilige Geest daalde als een duif op Mij neer! Hoe kunnen wij gedrieën dan één Persoon zijn?"

"Ja, maar…", waagde ik tegen te werpen. "Johannes schreef toch dat U zei: Ik en Mijn Vader zijn één (Johannes 17:11, 20:23). En waarom noemt de grote profeet Jesaja U: Eeuwige Vader, terwijl hij U in hetzelfde vers een Zoon noemt (Jesaja 9:5)?God is toch de Vader?"

Voor het eerst verscheen een trek van wrevel op Zijn gelaat en Hij antwoordde: "De sage van de drie-eenheid is een misleidend en driekoppig monster. Inderdaad zijn de Vader en de Zoon en de Heilige Geest één, maar dat betekent dat wij gedrieën in alles EEN zijn, één in denken, één in doen, eensgezind, één in liefde voor alle mensen, één in heiligheid en één in streven om het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen. Zo mag je aan wie het horen wil de ware drie-eenheid aan de mensen omschrijven: Christus is de Vader, omdat Hij de Vader of Schepper van alle dingen is (Johannes 1:2-4). De Zoon omdat Hij de eniggeboren Zoon van God de Vader is. Omdat Hij in het vlees op aarde heeft gewoond, wordt Hij de Zoon van God genoemd. Zowel de Vader als de Zoon hebben een lichaam, immers de mens is naar het beeld Gods geschapen. De derde persoon, de Heilige Geest heeft geen stoffelijk, maar geestelijk lichaam. Hoe zou Hij anders na de doop en handoplegging in ons kunnen komen? Die Heilige Geest verscheen in de vorm van een duif, één van zijn mogelijkheden om tijdelijk een bepaalde gedaante aan te nemen. Is het je nu duidelijk?" vroeg Hij. Ik knikte.

"Tenslotte", vervolgde Hij, "een waarlijk afdoende ontkenning van de nonsens dat de Vader en de Zoon en de Heilige Geest één persoon is, zijn Mijn laatste woorden aan het kruis: Vader is uw handen beveel Ik Mijn geest! Hoe kon Ik in eigen handen Mijn geest bevelen als Ik en de Vader één Persoon zijn?"

Mijn droom was over. De nacht was voorbij. Voorbij waren de beelden. Maar niet voorbij waren Christus’ woorden, die ik in visioen mocht horen en die ik blijf getuigen tot mijn laatste ogenblik en zo ik in hemelse regionen word opgenomen, zal blijven verkondigen tot de sterren koud geworden zijn.