zaterdag 28 juli 2012

Het juiste midden

Woningbouwverenigingen vergaren enorme kapitalen. Maar zitten op het geld als een gier op een lijk. Lees onderstaand verhaal!
Hoe komt men tot weten? Door leren, studeren, ervaren, observeren en ondervinding, die de beste leermeester is. Wie drie tellen met zijn blote achterste op een gloeiende kachel heeft gezeten ondervindt dat een kachel geen goede zitplaats is.
De basis van het weten is het evenwicht, het juiste midden. Door Salomo als “voortreffelijk”. geprezen. “Wie de middenweg bewandeld, kan nooit meer dan voor de helft dwalen. ” zeg ik maar.
Het midden is het rustpunt van waaruit veel te ontdekken is. Wie alleen diepte peilt, krijgt geen kennis van hoogte, alleen de rand te verkennen zonder tot het middelpunt te gaan, geeft geen informatie over de tegenover liggende zijde. De gulden middenweg is in veel kwesties de beste. ledere pasgeboren baby moest een onuitwisbare gouden streep op het buikje getrokken worden, een baken waarnaar hij zich in het leven kan richten. Een soort “middenberm” beveiliging voor niet te hard, niet te zacht, niet té vlug niet té langzaam. Wáárom dacht u dat de wijze Boeddha zo lang en aandachtig naar zijn navel staard? Juist! Het ding zit in het midden.
Ik woon In een huisje van een serie van 16 stuks. Niet goedkoop, niet duur. Middenprijs. Middelmatige middenklasse. Niet op nummer 1 niet op nummer 5, maar nummer 3. In het midden dus. Achter een idioot hoge haag, die ik niet laag bij de grond maar half hoog wenste, voor wat uitzicht. Helaas die middenweg wordt mij niet gegund. De buren, middenmodaal soort, verrekken het de haag in te korten tot middenhoogte. Er wonen in ‘t buurtje geen jonge, ook niet stokoude mensen, maar mensen van middelbare leef tijd. De ramen zitten niet geheel dicht, maar kunnen ook niet wijd open. Dus middelmatige mogelijkheid om frisse lucht te krijgen.
Midden op mijn dak bevindt zich een tuimelraam. Niet te groot niet te klein. Een middenmodel. Wij doen hem half open, een midden oplossing. Staat het raam wijd open, dan is het “buitenkant”, staat het dicht, “binnenshuis”. Raamwerk en kozijnen zijn ongeverfd. Wel geïmpregneerd. Een middelmatige oplossing tegen vocht. Nu gaat houtwerk schimmel en lichte rotting vertonen. Niet goed voor onze gezondheid hoewel schimmel de basis is van penicilline een geneesmiddel dat gezond maakt. Het is dus weer van welk middenstandpunt je het bekijkt! Wij alarmeerde de woningbouw. Men stuurde twee (jawel twee man) naar ons huisje om de zaak in ogenschouw te nemen. Waarschijnlijk denkend dat drie man té veel is, een te weinig, maar twee een goede middenkeuze omdat bij een getuigenis van twee een zaak vast staat.
De heren aanschouwden, constateerden, overlegden en kwamen tot het Salomonsoordeel dat ondanks die tuimelmogelijkheid van het raam, het raam niet “buiten”, maar “binnen”behoorde, en dus tot onze verantwoordelijkheid. En dat omdat er wel eens wasgoed te drogen stond voor dat raam, vocht ontstond die schimmel veroorzaakte en wij derhalve zelf voor de kosten moesten opdraaien. Maar doen wij tot ventilatie het raam open, dan blijven vochtdruppels aan het raamhoutwerk hangen als het regent, terwijl ook vocht als damp en mist invloed heeft op het houtwerk van de kozijnen en dat heeft in ons natte landje ( na 16 jaar) meer invloed dan ‘n beetje nat wasgoed. ( dat overigens pas sinds een paar maanden voor dat raam staat!) Onze meningen zwalken dus als dronken matrozen van balkboord naar stuurboord tot ik tenslotte mij wanhopig aan de mast vastklamp, die zoals u weet in het midden staat. Ik moet nu kiezen tussen twee mogelijkheden. Een middenoplossing is er niet. Ik ga als 80 jarige met longemfyseem zelf aan de slag. Ga schuren en plamuren, gronden en schilderen en maak met mijn AOW kosten, of ik neem een aannemer in de arm die tegen een hoge prijs de zaak in orde maakt.
En op dat punt gekomen word ik boos. Héél erg boosl Ik pak potlood en papier en ga rekenen. Toen de woninkjes ir 1993 klaar waren was de huur ca.800 gulden. Nu in 2009, na al die jaarlijkse huurverhogingen ca. 450 euro. Laten we weer naar de middenweg gaan dus een gemiddelde van 400 euro per maand aanhouden. Dat is per huurder 4800 euro per jaar x 16 huurders 76800 euro per jaar x 16 jaar 1.228800 euro of in ouderwetse pietermannen, 2.703360 gulden.( als ik een rekenfoutje maak geachte lezer vergeef mij dat a.u.b. Ik doorliep alleen lagere school, die ligt tussen kleuterschool en universiteit, dus weer een middenweg!) Meer als toen de bouw heeft gekost!! En de kassa blijft rinkelen, dat gaat door maand na maand, jaar na jaar!
En kan daar potverdikkie niet eens een nieuwe raam of schilderwerk vanaf? Of koste het kleine onderhoud, het twee keer schilderen in die 16 jaar zoveel geld dat jullie op een raam moeten beknibbelen? Als men mij dat wil wijs.maken dan zeg ik “Maak dat de kat wijs” en wijs dan op het midden. Het midden van mijn voorhoofd!

Niets is zeker - deel 1

Het is altijd anders dan u denkt. Is er iets waarvan u zegt ” Zie hier dit is iets nieuws, dat weet ik zeker”het was er al in verre tijden die voor ons waren. De mens is van de wieg tot het graf op weg door een mistig land, wankelend en onzeker door een moeras vol verdraaide wegwijzers en dwaallichten. Vaak vergezeld van leidslieden, die de juiste koers trachten te wijzen. Helaas dikwijls misleiders, die bewust of onbewust de mens naar het land verwarring voeren.
Neemt hij op de weg door het aardse tranendal kompas geleerdheid en lamp onderwijs mee, dan is dat geen zekere garantie voor een veilige aankomst. Want tijd en toeval treffen ons allen.
Na de val in het Paradijs stormden ontelbare tegenstellingen op de mens aan. Had hij eerst de zekerheid dat zijn kostje gekocht was en dat niets die eindeloze supervakantie kon onderbreken ( behalve een stommiteit als eten van een verboden vrucht) nu was de zaak drastisch veranderd en moest hij kiezen tussen goed en kwaad, zekerheid en onzekerheid, schijn of waarheid, geloof of ongeloof, eeuwige dood of eeuwig leven.
Wat is zeker? Zeker is dat niets zeker is! Jawel zult u zeggen. Sinterklaas bestaat niet, dat is zeker! Mispoes! Hij bestaat wel. Zelfs meerdere Sinterklazen. Een hele ploeg ministers speelden Sinterklaas op de Antillen deelden 2, 2 miljard euro uit, dat is 20.000 ouderwetse pietermannen per hoofd der bevolking van baby tot grijsaard.
Ik heb een kennis die is verkeersagent, dat is zeker. Weer mis! Hij is medewerker van Nederlands Incasso Bureau, schrijft bekeuringen uit en int boetes voor de Nederlandse staat die nooit genoeg heeft en steeds geld te kort komt. Dat is zeker
Het leven is niet echt, niet zeker”, zeggen sommige filosofen. “”Wij leven in een droom” Maar als ik s’ morgens hijgend als een oud Fordje opsta en mijn likdoorns voel, dan is dat geen droom. Dat is zeker.
Er was eens een man die zeker wilde zijn van de hoofdprijs in een loterij. Wat deed de goochemerd? Hij kocht álle loten op. Zeker is zeker. Maar op weg naar zijn hoofprijs, werd hij getroffen door een blok beton vallend uit een takel en werd op slag zo plat als een briefkaart en op slag dood. Dat was zeker! Maar wie weet of de dood doodzeker is? Daar gaan we weer, niets is zeker. Soms lijken dingen zeker.   Toen ik een klein jongetje was meende ik een wereldschokkende ontdekking te hebben gedaan om het mensdom van de dood te verlossen. Daar grijze haren en dood in mijn ogen synonIem waren, was mijn oplossing, “‘ Verf haren zwart en niemand gaat meer dood!” Hoe het met de onsterfelijkheid van kaalkoppen aanmoest, is niet bij mij opgekomen.
O heerlijke onbevangen tijd van de jeugd. Als knaapje werd ik geschraagd door onaantastbare zekerheden.zonder te twijfelen. De ooievaar had mij gebracht, die pikte mij uit de groene kool dat wist ik zeker. Sinterklaas bestond echt. De grove onwaarschijnlijkheid dat een hoogbejaarde over glad beijzelde daken rijdt op een schimmel (ja die knol is me daar geK!) en dat Piet door schoorstenen van een diameter van 15 cm. kruipt, slikte ik vlot als zoete koek. Mijnheer pastoor was een halfgod met relaties bij de hoogste Baas en dat hij een blauwe kop had, kwam van de wijn dat hij tijdens de mis nuttigde, dat was zeker en wat hij vertelde was zeker en waar, hoewel pijnlijk, zoals eeuwig branden in een witgestookte hel als straf voor ondeugende jongetjes die zondags niet in de kerk waren geweest, wat mij toen als 8 jarig knaapje niet in de kouwe kleren ging zitten. Een politieagent was een ontzaglijke autoriteit en nog lang niet gedegradeerd tot publieke P..paal, een object waar tegen geúrineerd kan worden.
Ook op school was ik zo naïef’ om bepaalde zaken voor zeker en waar aan te nemen. Bijvoorbeeld de vaderlandse helden uit de geschiedenis. Leugenachtig als “held” ten tonele gevoerd, hoewel de meeste boeven waren. Zoals een aantal grote zeehelden, die een veredeld soort piraten waren, gesanctioneerd door de Staat op voorwaarde dat die Staat een deel van de buit kreeg. Van Heutz de heldhaftige aanvoerder in de bloedige Atjeh oorlog kreeg een standbeeld. Maar hoeveel vrouwen en kinderen werden onder zijn bevel en verantwoording afgeslacht’? Wij leerden ook de koningen uit onze geschiedenis te eren, zoals de 3 Willempjes, Koning Willem 1, 2 en 3. Maar ga je in het doen en laten van hun koninklijke leven graven dan stinkt dat meer dan een lijk op zolder. Hun weinig koninklijke sexuele escapades waren berucht. Koning Willem 3 werd zelfs vereerd met het spotliedje: Onder zijn navel en boven zijn knie, hangt het “wapen van Willem 3.   Ook grote mannen uit onze tijd konden er wat van. Bijvoorbeeld Bill Clinton” de machtigste man van Amerika. Hij raakte in onmacht bij het zien van vrouwelijk schoon, waardoor zijn verstand onder zijn navel zakte. Hij zal de geschiedenis ingaan als “de domme president die zijn gulp niet dicht kon houden” (Citaat van zijn echtgenote Hillary Clinton)
Nog een verhaal bestemd voor personen die tot de zekere betweters behoren en snel klaar staan met simpele oplossingen. De hoofdstad Bern van het hobbelige Alpenlandje Zwitserland, bezit een aantal berenkuilen om de geloofwaardigheid van die naar “beren” genoemde hoofdstad te staven. Een wijsneus en betweter stak zijn eigenwijze steekneus over de rand van een berenkuil en ontwaarde een mannetjes beer, die hunkerende en smachtende geluidjes uitstotend, vergeefs trachtte het vrouwtje van zijn berenbroeder te versieren. Zijn eigen gade, die humeurig ter zijde zat en brommerig de escapades van haar wederhelft bezag, keurde hij geen blik waardig. Helaas een stevig hek was een obstakel op die amoureuze weg en dat verdriet te de berenmannen(meervoud) zeer. Want ook de ander ondernam vruchteloze pogingen om afwisseling op zijn seksuele menu aan te brengen in tegengestelde richting. Voor de toeschouwer was de zaak zeker en klaar als een klontje. Hij stapte doelbewust op de grijze oppasser af en deelde die mede dat de dieren verkeerd gepaard waren.” Verwisseld de dames en de heren zijn volmaakt tevreden”, was zijn knap kosteloos advies.
De bejaarde berenhoeder schudde somber het hoofd, haalde berustend de schouders op en sprak, ” Dat heeft geen zin mijnheer. Doen we om de drie maanden. Maar na een dag of wat is het nieuwtje eraf en begint het gelazer van voren af aan” .
Voelt u wat ik bedoel? De oplossing is niet altijd berengoed en zeker.
Niets is zeker. Toch. . .die blauwe envelop met gepeperde aanslag vanmorgen in mijn brievenbus was echt geen droom. Dat was zeker. Maar, of ik hem betaal mijnheer de Inspecteur? Dat is nog lang niet zeker!

Niets is zeker - deel 2

Wij hebben gezien dat in dit leven niets zeker is, uitgezonderd natuurlijk de belasting aanslagen. In onze onzekere wereld van alledag geldt dat niets zeker is. De politiek en haar beoefenaars, de gewaardeerde politici zijn wispelturig en hun meningen gaan heen en weer als de staart van een hond. Ook hebben zij een slecht geheugen. Wat voor de verkiezingen is beloofd, wordt als de heren comfortabel op het pluche geïnstalleerd zijn, vlot en schaamteloos vergeten. Verder hebben zij talent om eindeloos en oeverloos te discuteren over de meest onbenullige onderwerpen en belangrijke zaken te negeren. Zo waren de heren op hoog niveau aan het kakelen of de 150 jaar oude kastanjeboom bij het Anne Frank huis wel of niet gekapt moest worden. Ze kwamen er niet uit! De directeur van de Anne Frankstichting, Hans Westra, meende hen in de goede richting te porren met een vermakelijke en belachelijke opmerking dat hij overwoog het Anne Frankhuis te sluiten als de veiligheid van de bezoekers (die jaarlijks miljoenen in het laatje brengen) niet gegarandeerd werd tegen het omvallen van die boom. (Telegraaf 23 november 2008) Dat hij zulks absoluut niet van plan is, is ook een absolute zekerheid’ Immers hij geniet door die entreegelden een vet salaris en een groot aantal medewerkers een goed belegde boterham. Hij zou me daar gek zijn die kip met gouden eieren te slachten !
Alles is schijn. Zelfs de onaantastbare sterren. Onbereikbaar, ook al spreekt men protserig van “Reizen door het Heelal” Daar komen wij ( in dit leven) nooit! Dat is zeker. Zelfs al reizen wij met de snelheid van het licht (300.000 km per seconde). Dat betekend dat in de tijd dat we, een en twintig- twee en twintig” uitspreken (één seconde!) ons voertuig zeven maal om de aarde, omtrek 40.000 km, getold zou zijn. Een reisje naar de zon duurt 8 minuten en naar het koudste eind van ons zonnestelsel (Pluto)
4 uur. Voor een tochtje naar de naaste buurvrouw van de zon Alphi Centauri, kunt u beter flink wat lunchpakketten meenemen. Want die tocht duurt 4 jaar! En als u daar aangekomen meent echt een reis in het Heelal gemaakt te hebben, moet ik u teleurstellen. U bent één centimeter aan die sprong toegekomen.
Als we naar de sterren en melkwegstelsels kijken, dan zien we geen werkelijkheid, geen zekerheid, maar een drogbeeld. Naar iets wat er zéér lang geleden zó uit zag. Wij kijken dus in een ontzaglijk ver verleden, want het licht van die sterren en verre sterrengroepen is miljoenen en miljarden jaren geleden ( met die snelheid van 300.000 km per seconde, weet u nog wel?) naar ons vertrokken. Die sterrenstelsels, bol., ovaal, of spiraalvormig zijn gigantisch, onbevattelijk en verbijsterend groot. leder stelsel zoals ons Melkwegstelsel bezit ruwweg geschat 100 a 200 miljard sterren of zonnen, even groot of vele malen groter dan onze zon. Ze zijn als clusters (groepen} of eenzame zwervelingen op eindeloze zwerftocht uitgezaaid in de peilloze diepten van het heelal, als vlokken zeeschuim op de Oceaan. Hun aantal is onvoorstelbaar groot en wordt geschat op 100 miljard! Dat betekend voor iedere aardbewoner ongeveer 10 melkwegstelsels.. Gezamenlijk bezitten zij meer sterren of zonnen dan er zandkorrels zijn op alle stranden tezamen.
Bij dergelijke grootheden en verbijsterende aantallen beseft de mens hoe gering hij is. De kans dat die zonnen planeten hebben en daarop leven, is niet onzeker maar zeker! Om aan te nemen dat wij op ons aardkorreltje de enig levenden zijn is net zo zeker als te veronderstellen dat heel deze aardkluit maar één worm bevat en de immense Oceanen één visje.
De tragiek van deze wereld is dat miljoenen mensen wanhopig op zoek zijn naar zekerheden. Zij reizen stad, land, zee en wereld af om zekerheid te vinden. De waarheid, de zin van het leven, de ware god, de ware godsdienst, de kern en zin van het bestaan. En zij ontdekken dat het altijd weer anders is, dat er ontelbare zekerheden zijn die achteraf bijna altijd onzeker zijn.
De oude zekerheid hemel en de geneugten daarvan, is ook al geen zekerheid meer. Een voorbeeld: Daar was eens een man die absoluut zeker was dat hij naar de hemel ging. Hij leefde als een monnik, geen wijntje en trijntje, geen zwelg en braspartij, geen leugentje, ondeugd of jatwerk, altijd braaf en eerlijk, zelfs geen wildplasje tegen de muur van, of een windje in de kerk. De brave borst van top tot teen kwam aan de hemelpoort . mocht van Petrus naár binnen. Toch, een lelijk trekje had hij wél. Hij was achterdochtig als een belastinginspecteur die ook altijd twijfelt aan de juistheid der aangiftes. Hij wilde zowel hemel als hel bezoeken. Dat kon. Hij kwam in een fantastisch oord. Stralend blauwe lucht en zee, parelwitte stranden, iedere dag feest met dans, muziek” heerlijk eten, en. . . volop mooie gewillige vrouwen! En dat ging door, dag na dag, week na week, maand na m á á á á n d! En dat werd brave Hendrik spuugzat. Hij vervoegde zich weer bij Petrus en zei “Die hemel heb ik nu onderhand wel gezien.Laa1 me nu ook eens een poosje in de hel verblijven”
Het antwoord van Petrus was’ Waarin dacht je dat je al die tijd bent geweest?

Macht van het kleine

"Kleine oorzaken hebben grote gevolgen” luidt een gezegde, Hoe waar! Maar ook een klein ding, het leesteken de komma, heeft grote gevolgen
Want de macht van het kleine komt vaak tot uiting dóór die Komma! Dit schrijf ik met een hoofdletter omdat die peuter, dat onbeduidend haakje in aanzien gelijk een kleuterpiemel, een onbehoorlijke grote macht bezit. Zo kan hij o.a. verhogen of verlagen, rijk maken of arm, Een voorbeeld. Een opschepperige rij nullen die een één voor zich te heeft staan, kan door die komma met een simpel sprongetje degraderen tot wáre nullen. Voor de zwak rekenkundige: 1000000, of 1,000000. Als u het voorste rijtje op uw bankrekening hebt staan, bent u bink van gewicht. Maar flikt de komma u het geintje door naar links te huppelen, dan maakt hij u op slag kale neet, rooie mier, arm als een kerkrat of in het Bargoens “straal armpie af’ .
De komma heeft meer kwaliteiten. Het staat een schrijver ten dienst om de ogen van de lezers te weerhouden ál te snel langs de regels te galopperen en maant tot het nemen van korte pauzes om het gelezene in de grijze hersenmassa te laten verzinken
Erger wordt het als die dekselse komma zich verbind met getallen 49,9 en 50,1 Een arrogant en hooghartig stel die twee, die via die duivelse komma een macht aanmatigen dat groot onheil kan aanrichten. Dan wordt het, little things mean a lot, zoals de Engelsen het zo smeuïg weten te kwowen (te knauwen) en baard het de “Macht van het kleine,”
Het getal 50, I met die rotkomma na de nul, kan bij democratische verkiezingen, een land opzadelen met een schurk als dictator, omdat die despoot door een meerderheid van een, de absolute macht verkrijgt en niet meer weg te kiezen is, omdat zo’n boef in de regel nooit meer verkiezingen houd. Hij degradeert 49,9% tot een nederig buigende minderheid en bepaald wat gaat gebeuren door te wijzen op dat misdadige tweeling, komma en 1 die hem aan de macht hielpen en bars bevelen “Mond houden en gehoorzamen. Ik bepaal wat gebeurd, want ik vorm de meerderheid!”
Ik vind dat onaanvaardbaar. Het is niet recht om de minderheid die geen lullige 1 meerwaarde had, tot underdog te veroordelen. Nog rampzaliger rol kan die komma spelen na ons korte leven wanneer dat weggedruppelt is als een traan in de oceaan der eeuwigheid. Zo heb ik eens Billy Graham, een zó rad prediker dat men hem “het machinegeweer Gods noemt”, die met zijn evangelisatie karavaan de halve wereld doortrekt en een privé vermogen bezit van 50 miljoen dollar, met stemverheffingen een zekerheid of hij zelf bij de goede God op visite was geweest, horen beweren: “Er zijn maar twee mogelijkheden, Of je gaat naar de hemel, of naar de hel” En dat is dat. Meer keuzes hebben wij dus niet, Maar hóé moet het dan met twijfelgevallen als er maar twee mogelijkheden zijn? , Dat vond ik al té gek voor woorden toen ik moeizaam mijn lagere schooltje doorstrompeJde. Iemand die dus 50, 1 procent goed staat genoteerd in het grote oordeelsboek, gaat hemelen en pechvogel slechterik, die 49,9 turft, mag roosteren in de hel! Door de schuld van die verrekte komma! Op de vraag hoe het moest met fiftyfifty” kreeg ik helemáál geen antwoord! .Dat antwoord is er ook niet! Hemel en hel gaan pas open na het Laatste Oordeel. Vóór dat oordeel blijven de gestorvenen in verzekerde bewaring, tot de opstanding op de Dag des Oordeels (Wat dat is kan ik in dit kort bestek niet uitleggen) Logisch, anders zouden brave hemel zitiers uit die hemel en de slechte geroosterde uit die hel ter rechtszitting worden opgeroepen om beloning hemel, of strafhel, te ontvangen terwijl zij zich daar reeds in bevinden! Onzin dus,
De macht van het kleine en boef komma hebben óók grote invloed in de sport. Iemand die 3 jaar keihard zwoegde en trainde om op de 500 meter wereldkampioen te worden, kan het wereldkampioenschap op zijn buik schrijven omdat een tegenstander 0,001 (één honderdste seconde!), dat is de tijd van één flatulentie, ( een scheet) sneller is !
De macht van het kleine heeft de loop der geschiedenis gewijzigd. Bij de aanslag op HitIer in juli 1944 werd de tas met de bom die naast de platvoeten van de Fuhrer was gezet, in één oogwenk verzet en bleef hij gespaard. Daardoor werd de oorlog nog 10 maanden verlengd met miljoenen slachtoffers.
Richard Sorge, de meesterspion in Tokio, werd op weg naar de Amerikaanse Ambassade met in zijn zak een papiertje waarop de datum “7 December, aanval op ParI Harbour” stond, vlak voor die Ambassade bij toeval door de Japanse geheime politie, de Kempeitai, gearresteerd Een paar kleine stapjes verder was hij in veiligheid geweest! Dan hadden de Jappen nooit hun verraderlijke aanval kunnen doen, en waren zij warm onthaald door de gewaarschuwde Amerikanen. Kleine oorzaken hebben grote gevolgen! .

Parkeren (nostalgie)

1960. Er leefde eens, lang geleden in het Gooi een man wiens naam was “Poepjes”. Ondanks zijn onwelriekende naam verkocht de man overheerlijke haring. Zijn kraam stond langs de Groest in Hilversum, een doorgaande weg voor verkeer uit of gaand naar Naarden en Bussum. In die tijd werd de weg nog niet geblokkeerd door rood/witte borden, blindedarm-opwippende hoge verkeersdrempels en plots uit de grond rijzende metalen olifantspoten. Die zouden pas in de verre toekomst hun intrede doen.
In die gezellige, gezapige en levenswaardige tijd stond ook de criminaliteit op een laag pitje. Een moord werd nog niet met acht regels in het binnenblad afgedaan, maar stond dagenlang op de voorpagina, de “Moord op Magere Josje”, een prostituee en de “Koffermoord” gepleegd door een geflipte Japanner was zelfs wekenlang hot news.
Een politieman was toen een gerespecteerd persoon, nog niet gedegradeerd tot publieke p.p. (afkorting voor een paaltje, waartegen geürineerd kan worden) hoewel er soms een uitzondering was, zoals uit dit verhaal mag blijken.
In die tijd repten dienaren der heilige Hermandad zich paarsgewijs voort in witgespoten Volkswagens, in de volksmond Kevers genoemd.
Breeduit, pontificaal en hondsbrutaal stond midden op de weg, de grote vrachtwagen geparkeerd voor de haringkraam van de onder de aromatische naam gebukt gaande heer Poepjes en sloot volmaakt de doorgang af. Een plek waar alleen een verstandsverbijsterde zijn auto neer zou zetten. Het kon niet uitblijven, dat spoedig een lange file ontstond achter de strategische wegblokkeerder. De diverse chauffeurs reageerden op eigen wijze, al naar gelang aard en temperament. Er waren er bij die verbeten de claxon hanteerden en smartelijke auto-kreten ten hemel zonden als luid protest tegen zo’n vuig misdrijf. Anderen toonden meer berusting en gaven alleen van hun misnoegen blijk door woedende blikken te werpen op de kennelijk schuldige, die onverstoord een harinkje pikte voor de haringkraam.
Het was een in mouwvest en manchesterbroek (het toentertijd geijkte outfit van vrachtwagenchauffeurs) gehuld figuur, die stoïcijns op zijn lekkernij kauwend glunderend het misbaar aanzag en totaal niet onder de indruk kwam van de haast tastbare stroom haat, die uit vele ogenparen over zijn gestalte golfde. Als regen over een oliejas liet hij het langs zich heen glijden. Hij toonde geen enkele haast om zijn vehikel op gang te brengen en liet zich in alle gemoedsrust een nieuwe haring serveren. Het smaakte hem blijkbaar voortreffelijk. Daar dit de hemel en gerechtigheid verzoeken was, verscheen prompt de onvermijdelijke kever ten tonele.
De twee uitstappende gerechtsdienaars overzagen met één blik de situatie en stapten doelbewust op de haringeter af. Er ontspon zich de volgende dialoog:
“Nou, mooie manieren zijn dat. Zo zout hebben wij het nog nooit gegeten. Vindt u dat nou stijl?”
De man had juist de helft van een haringlijk in de enorme mondopening laten glijden en blikte met bolle koon de spreker welwillend aan. Met volle mond beaamde hij, dat het zijns inziens inderdaad géén stijl was.
“Oh, zo”, hoonde de agent, “En dat staat daar maar rustig te schransen of er geen vuiltje aan de lucht is!”
Het was een onloochenbaar feit. De man volstond dus met een bevestigend hoofdknikken. Dát was het toppunt. De brutaliteit ten top.
Collega-agent had het al bekeken. Hier hadden ze te doen met een overtreder, die tot in zijn nieren verhard was. Dat werd uitdelen vanonder uit de zak. Hij trok zijn opschrijfboekje, als een gangster zijn pistool en begon dienstklopperig de wagen te omcirkelen op zoek naar strafbare zaken en mankementen, die voor een ijverig speurder beslist aan een grote vrachtwagen te ontdekken zijn. Ze zouden stuk voor stuk met een bon gehonoreerd worden, daar kon die “karhengst”(spotnaam voor voertuigbestuurder) van op aan. Het was duidelijk, hier werd door Vrouwe Justitia een goed gevuld pannetje op het vuur gezet. Er werd geconstateerd: bemodderd achterlicht, idem nummerbord, verkeerde spiegelstand, te ver uitbollend dekzeil, enz.
De andere agent had nu ook zijn bonboek getrokken en noteerde ‘s mans personalia. De wachtende automobilisten zagen met voldoening het ceremonieel aan. Wraak smaakt zoet, nietwaar? Er wás gerechtigheid!
Inmiddels nam de verbalisant inzage van het rijbewijs, hem bereidwillig door de man ter hand gesteld. “Ook dat nog!” kreet de getergde politieman bij inzage van het rose document. “Rijbewijs B” en krachtig met de vinger erop tikkend, vervolgens priemend naar de vrachtwagen: “Hiermee mag u niet op dat bakbeest kruipen!” De man gaf met een: ” Daar heeft u volkomen gelijk in” te kennen, dat hij met deze clausule van het wegenverkeersregelement eens was. En met een: “Dat dóe ik ook niet” nam hij zijn rijbewijs uit de hand van de verbouwereerde agent, wenst hem vriendelijke goedendag en beende innig vergenoegd naar een, even verderop staand correct geparkeerd Lelijk Eendje(klein Frans bestelautootje van dun golfplaat) onderwijl minzaam de hand opstekend naar de wachtende file. Verbijsterd nagestaard door twee zéér onthutste “blauwen” (Bargoens voor politieagenten) verdween het voertuig om de hoek.
Het is al zó vaak gezegd, maar het moet opnieuw van het hart: “Onze lieve Heer heeft vreemde kostgangers”.

Humor (nostalgie)

Wie stukjes schrijft en tracht wat humor, of, oh doodzonde, eigen mening daarin te mengen, krijgt te maken met lieden, die op of aanmerkingen hebben.
Vaak personen die zelf niet in staat zijn één aardige zin op papier te zetten. Die je aanvallen op je religieuze of politieke mening. Soms zijn reacties positief en dat is aardig, soms met opbouwende kritiek, soms benepen en kleinzielig, soms ronduit beledigend. Het zij zo. Je kunt het nu eenmaal niet iedereen naar de zin maken. Een man zei eens tegen zijn vittende vrouw die altijd haar zin door wilde drijven, “Ik kan jouw zin niet doen, want als ik jouw zin moet doen, dan is het mijn zin niet meer!” En dat is diep waar.
Vaak roept een schrijver van stukjes onheil over eigen hoofd af.
Want als ze aanslaan, dan verlangt het leespubliek méér. Hij komt dan in de situatie te verkeren van een man die een hongerige tijger bij de staart vasthoudt. Het beest wil hem opvreten. Dat is duidelijk. De man wil dat begrijplijk verhinderen. Zo zit hij dus vast aan de staart van het tijger-publiek, een monster die hij zelf heeft losgelaten. Dat klinkt paradoxaal, of beter diametraal (om weer kritiek te vermijden,) maar u doet het er maar mee.Humor is een kostbaar geschenk. Een mooi doosje, door de goede God aan mensen gegeven om er verdriet in op te bergen. Humor vindt men zelden bij atheïsten of hooguit een soort bittere cynische humor, “Böse Menschen haben keine Lieder” schreef Goethe. Maar ook geen humor! Humor vindt men zelden bij machthebbers, hoge politici en dictators. Deze “IJzere Heinen” zijn berucht om hun gebrek aan humor. Het redden van de wereld en mensheid met hun doctrines en ideologieën is blijkbaar zo’n ernstige zaak, dat er geen lachje af kan. Zag u ooit een foto van een lachende Hitler? Waren het sarcastisch lachje van Herman Göring, de kikkerbek smile van Rudolf Hess, de kinnebak grimas van Mussolini een uiting van humor? Of de krokodillen grimlach van massamoordenaar Stalin, het humorloze strijkboutengezicht van Breznew en het gladde blotebillen gelaat van Napoleon dat?
Zij zijn van het wereldtoneel verdwenen, die massieve vierkante mannen, die hoge partijbonzen van het Russische Politburo. Bij iedere 1 Mei parade zag men ze op de muur van het Kremlin staan. Bij het zien van die humorloze koppen, bekroop mij altijd weer het idee, dat zij stuk voor stuk geteisterd werden door stekende likdoorns of brandende aambeien.
In het Westen treft men die typen ook aan.
Hooggeplaatste politici, die constant een dierbare afgestorvene schijnen te bewenen, of spiertrekkingen om de mond vertonen, die weinig met een glimlach te maken hebben. Zoals het wellustige grijnsje van Ruud Lubbers die daarbij schijnt te denken aan het moment dat hij in een vrouwenbil knijpt. Of het zoetig preutse lachje van Elco Brinkman, een uit zijn krachten gegroeide misdienaar met de mimiek van een hardgekookt ei. Het uitgestreken hebberige graaigelaat van Wim Kok, zonder spoor van vreugde, terwijl hij toch in bezit is van een berg gestolen en nooit teruggegeven kwartjes. Hirsch Ballin. Onecht kind van Vrouwe Justitia. Die lacht zelfs niet een kwartier nadat hij eindelijk de pointe van een goede mop gesnapt heeft. Mevrouw Mai-Weggen, ex minister van verkeer en Car-Pool-ster. Wist het duurste stukje snelweg (60 miljoen) aan te leggen tot onnut en ergernis. Het is dit droevige feit die haar belet een lachje op het gelaat te tonen. Simons, ex minister van Gezondheid. Een met snor beplakt paasei, die niet kan lachen omdat dan die snor afzakt. Maakte van de gezondheidszorg zo’n puinhoop, dat hij er zelf niets meer van snapte. Ed van Tijn, gewezen hoge politici, die ondanks dat een oorarts constateerde dat zijn hoofd volkomen leeg was, burgermeester van Amsterdam mocht worden en die sindsdien alleen maar leeghoofdig kan grijnzen. Bij het lachje van oudpresident Richard Nixon, moest ik altijd weer denken aan het gezichtje van mijn kleine broertje, wanneer die op ‘t potje zat te drukken. Die vertoonde net zo’n pijnlijk lachje!
Echte humor is mij bijgebleven uit de oorlog, van Winston Churchill, die de pochende Hermann Göring belachelijk maakte en de humor van de geplaagde en gebombardeerde Berlijners.
Hermann Góring, de dikke praalhans en Rijksmaarschalk had in 1940 gesnoefd dat hij met zijn Luftwaffe Londen zou ausradieren en Engeland als een kip de nek om draaien! Na maandenlange zware bombardementen op het onwrikbare Britse bastion, bleek de pocher de tanden te hebben stukgebeten op de Engelse weerstand en vastberadenheid. Zijn trotse luchtvloot fladderde zwaar gehavend terug naar de Heimat. Churchill memoreerde de in het Lagerhuis de overwinning met de woorden,”Wát een kip! Wát een nek!
In die zelfde tijd had Góring ook gesnoefd , dat geen Engels vliegtuig kans zou zien Berlijn te bombarderen,of zijn naam zou Meijer heetten. Toen reeds vroeg in 1940 Engelse bommenwerpers als vergelding Berlijn bombardeerden, noemden de Berlijners, met veel gevoel voor humor (ondanks de ellende) de Engelse vliegtuigen in vervolg “Meijer orgels”
Ook bij religieuze leiders, predikers en leeraars is het zelden lachen geblazen.
Als ik mijn ogen sluit verschijnt dat beeld van mijnheer pastoor op mijn privé beeldscherm onder mijn schedeldak. Die pastoor was groot van gestalte, had een kop als een stier en de buik van een nijlpaard. Hij kon brullen als een gorilla die ze zijn tros bananen hebben afgepikt en bewoog zich voort gelijk een olifant door het oerwoud. Van hem genoten wij godsdienst onderwijs. Dat gebeurde op dinsdag, een halfuur vóór ons speelkwartiertje dat hij strijk en zet verkletste met zijn zware galmende stem, als het droevige loeien van een op een ijsschots verdwaalde zeehonden baby. Want als hij goed op dreef was kon geen duimdikke stalen plaat hem stuiten. Op die momenten zaten wij hem en-bloc te haten, hem en zijn zaligmakende dogma’s, die hij humorloos en gortdroog als lepels woestijnzand in onze oren goot. Met een piepend krijtje tekende hij vaten op het bord waaruit “aflaten” konden worden getapt, die recht gaven op korting bij een verblijf in het vagevuur. Hij orakelde tot wij er wezenloos van werden en verpletterd zaten onder de doemzware bedreigingen, die hij namens zijn wraakzuchtige god over ons uitstortte.
Het was me ‘t godje wel, waar hij de boodschappen voor mocht doen.
Deze god hield niet van vrolijkheid en had het speciaal voorzien op kleine jongens die zondags niet bij hem kwamen buurten. Namens die “lieve heer” stelde hij ons straffen in het vooruitzicht. Losjesweg deelde hij mee dat die schandknapen eeuwig moesten verblijven in een witgestookte hel. Een mededeling die je als tienjarig knaapje niet zomaar langs de koude kleren laat glijden. Daar ik mij, ondanks mijn prille leeftijd menigmaal aan “doodzonden” schuldig maakte, zoals dat zondags niet ter kerke gaan, was ik een geheid kandidaat voor het helle-tarief dat op zo’n verzuim stond.
Die hel en het vooruitzicht daarin eeuwig te moeten verblijven, hebben mijn prille levensvreugde danig ontwricht. Ga dáár maar eens aanstaan. Eeuwig met je gatje in het vuur. Geen kans op hoger beroep. Niks! Braden met je kanis tot de steekvlammen je neusgaten uitvliegen.
Ik wil dit stuk besluiten met een gedicht van Elisabeth Chéixaou.
O humor Gods, o blijde lach,
Die oplicht na de zware dag!
O meesterlijke kleine daad,
Die mij mijn dwaasheid proeven laat
Met zoveel milde , teed’re spot
Dat ik terug moet lachen God,
Mij in Uw armen stort; een kind
Dat onverwacht den Vader vindt
Zijn toegebogen warmte voelt
En blij begrijpt wat Hij bedoeld,
Verlossend klein wordt, dan bevrijd
Afglijdt tot spelen in de tijd.

Lullificanten

Degene, die direct in het woordenboek duikt om de verklaring voor dat woord op te zoeken, moet ik teleurstellen. Het bestaat niet. Het is een woord door mijzelf uitgevonden om de Z-achtigen mee aan te duiden. De zure, zeikerige, zeurderige, zemelende, zanikzakken en “zeiklijsters”(Bargoens voor zeurkousen) Vergeef mij de grove woordkeus, maar dat slag mensen kan ik niet harden. Ik zal u uitleg geven.
De mens is niet alleen. Hij is omringd door, met aan hem verwante schepsels, behept met goede en slechte eigenschappen. Niet allen zijn groot van geest, ruim van opvattingen, met gevoel voor het wáre en diep begrip voor het betrekkelijke van aardse zaken. Daar ik zelf verre van volmaakt ben, leef ik in vrede met hen. Dat móet men wel of anders kluizenaar worden.
Doch met de Z-achtigen kan ik niet leven. Het zijn van die bekrompen, kleinzielige, vitterige typetjes. De “Oh, er stapt een man met vuile voeten in zee!” roepers.
Schetenklievers en mierenneukers, die een goudbalansje als hart hebben en kwistig zout strooien op ieder slakje. Pietepeuterige grutterzielen met een geest zo dor als een muizenkeutel in een Egyptisch koningsgraf. Zij achten hun bekrompen ideetjes van wereldschokkend belang, eisen fanatiek het volmaakte en zouden zelfs niet naar de hemel willen, zonder vooraf folders te vragen bij de goede God. Vaklieden en kunstenaars brengen zij tot wanhoop met hun onmogelijke eisen. Heeft het noodlot hun een order of opdracht toegespeeld van zo’n zuurafscheidende klier, dan wint de man een twijfelachtige geldelijke winst, maar een gegarandeerde portie ergernis en in het ergste geval verliest hij jaren van zijn leven.
Bij tijd en wijle word ik gebeld door een klant, die ook tot dat genre behoort. De man zegt geen zinnig woord, heeft de spreektrant van een bejaarde geit en een vocabulaire van een zesjarig kind.
Hij herhaalt zijn beperkte woordenschat tot in het oneindige. Ook zit hij vol op- en aanmerkingen. Werkelijke klachten zijn het niet, maar het is nu eenmaal een persoon, die in staat is ná zijn dood te komen spoken bij de dierbare nabestaanden, omdat hij klachten heeft over de begrafenis en dat zijn kist niet gerieflijk ligt.
Wat doe je met zo’n urinaal? De Piet Lut is goed voor z’n geld. Ik mis de flair en geduld om hem stijlvol het riet in te sturen, waar hij tevreden zijn kluitje gaat zoeken. Ik word kwaad en kortaf. Ga tegenpruttelen, zijn zinloze argumenten weerleggen en vergeefs beroep doen op zijn redelijkheid (die hij niet bezit) kortom, bouw een ellendig lang telefoongesprek op met Jan Jurk, waar alleen de KPN baat bij heeft.
De man waar ik het reclamevak van leerde, een directeur van een kleine fabriek, die emaillen reclameborden maakte, deed het anders. Hij begon zo’n brok klaagmuur onmiddellijk gelijk te geven. Onverschillig wat de man op zijn lever had en beweerde, hij had gelijk! De man was klant, de klant was koning, de koning betaalde! Maar daar hield het mee op.
In mijn tegenwoordigheid werd door een klant van 100 reclameborden, 40 stuks afgekeurd op minimale foutjes. De borden waren bestemd om 10 mtr hoog aan een muur bevestigd te worden. Die klant, een neepneuzig manneke, was gewapend met een enorme loupe waarmee hij naar onzichtbare vlekjes speurde. Met de loupe voor het oog zich oprichtend, ons zó één groot kalfsoog tonend, wees hij stuk voor stuk de foute exemplaren aan.
“Opzij ermee!” riep de directeur gedecideerd. “Wordt onmiddellijk aan gewerkt”, beloofde hij op slag. “Jan”, dat tegen de magazijnknecht, “Wil jij persoonlijk zorgdragen dat de afgekeurde partij met spoed in orde komt? Met de meeste spoed en 100 %. Begrepen?” “Begrepen, mijnheer”, herhaalde Jan. Hij deed de goedgekeurde borden in een krat, klaar voor verzending. Tevreden vertrok de klant.
“Waar moet ik díe neerzetten, mijnheer?” Vroeg Jan, wijzend op de afgekeurde exemplaren, die terzijde stonden.
“Néérzetten?” was de wedervraag. “Hoe kom je dáárop?”
“Maar…eh…U zei toch tegen die meneer dat …eh…”, hakkelde Jan.
De directeur hakte zijn betoog af en sprak: “Ben je dol? Inpakken! Over 14 dagen názenden!”
Kijk, zó moet het.
Sinds kort heb ik een oplossing voor het contact met zo’n woordenbuil. Ik speel hem door naar een medewerker, die een weergaloos talent heeft in het afwimpelen. Hij bezit een onverwoestbaar flegma en laat zo’n jammerklacht onverstoorbaar aandrammen, moedigt hem zelfs aan met korte kreetjes als: “Oh ja, juist ja, o.k.” Korte kreetjes, die de ander in verrukking brengt en hem de illusie geeft dat er wérkelijk naar hem geluisterd wordt. Ondertussen laat hij het geratel vlot van oor tot oor vloeien en heeft alles in een wip vergeten, zodra hij de hoorn heeft neergelegd.
Het is een keiharde werker, die zich maar één luxe permitteert. Zaterdags blijft hij zeer lang in bed met zijn vrouw. Het speet mij dan ook oprecht om uitgerekend op een zaterdagmorgen een 120 kilometerlange telefoonlijn te moeten doortrekken naar zijn sponde.
Het kon niet anders. Wezenloos georeerd stond ik hulpe- en sprakeloos en had geen verweer tegen de woordenstroom, die een uitermate miezerig exemplaar mij via de schelp in het oor goot.
Mijn compagnon, die net aan een potje “bedvogelen” (Bargoens voor een plezierig sekskarwei) begonnen was, luisterde even, rubriceerde de telefoneerder feilloos als “kwaakeend”, legde de hoorn naast zich op het kussen en… ging door met zijn liefdesspel.
Vaag klonk het gekwetter, als van een boos kaboutertje, opgesloten in een fles, tot hem door. Stopte het geluidje, dan riep hij één van zijn befaamde kreetjes, waarop het stemmetje tevreden voortmurmelde. Zo vocaleerden de man over grote afstand tot aan beider “bevrediging”.
Het was een duur telefoontje voor de Z-achtige. Maar weinigen zullen er zich op kunnen beroemen zo’n exclusief zakelijk contact gehad te hebben.

Winkelen deel 1

Eén van de meest weerzinwekkende treiterijen die de duivel heeft uitgevonden om het mensdom te tempteren, is “winkelen”. Als rechtgeaard man verwens ik die zinloze bezigheid. Ik vind het een uiterst negatieve bezigheid, waarbij je geld, tijd, energie en goed humeur verliest. Het woord UITVERKOOP bezorgt mij rillingen. Men verwerft dan goederen tegen korting, de meeste tot onnut en ergernis, waar je weinig aan hebt, maar die aangeschaft moeten worden, omdat ze zo goedkoop zijn. Winkeliers schreeuwen tegen elkaar in en bieden 30, 40 en zelfs 50% korting. Ik doe daar niet aan mee omdat ik van het logisch standpunt uitga dat wanneer je niets koopt, je 100% korting hebt.
Soms mag je “twee halen en één betalen”. Wie daar intrapt krijgt niet één slobberkostuum die hem prima “hangt” maar twéé. Dubbel verdriet dus.
Ga je bij dat winkelen volgens plan te werk met een lijstje van spullen die je absoluut nodig hebt om het voortbestaan op deze doldraaiende planeet te continueren en zo verstandig geen spitsuur uit te kiezen, dan kan die smartelijke bezigheid snel afgehandeld worden.
Maar o wee, als je misgokt en “koopavond” of zaterdagmiddag uitkiest. Dan raak je verzeild tussen hordes kooplustigen en dreig je geplet te worden tussen hoogbeladen winkelwagentjes.
Mijn verdriet bij dat winkelen gaat gepaard met het verdriet om het wegvloeien van de karige geldmiddelen. Speciaal toen briefjes van honderd met een Snip werden versierd, een onbenullig loensend, maar watervlug vogelsoort. Daarna vlogen ze, geïnspireerd door die vogel mijn portemonnee uit.als velletjes closetpapier. Maar dat alles valt in het niet bij de rampzalige invoering van de “d’uro” waardoor prijzen stegen als een raket naar de maan, waar ook je geld heen gaat.
Winkelen is een misdrijf tegen de menselijkheid. Vooral als je gedwongen wordt dat te doen in zo’n grootschalig bedrijf met enorm assortiment, terwijl je maar één klein prutsdingetje nodig hebt. Een dubbele verschrikking. Ik raak de kluts kwijt. Verloren, verdwaald.en verdwaasd loop ik van afdeling naar afdeling en zoek mij een slag in de rondte in de enorme ruimte met meer dan tienduizend artikelen. Ik voel me als een vlo op een hondenrug, die niet weet of hij zich bij kop of staart bevind.
Gelukkig is er in mijn dorpje nu een Supermarktje. Geen grootschalig gedoe, maar toegepast op stuntels zoals ik. Ik hoef niet meer boven mijn actieradius in de vreemde rond te dolen en ga nooit meer vreemd. Het personeel is vriendelijk en behulpzaam en de caissière heeft zo’n lieve glimlach dat het mijn ziel ontroert. De groenteman weet precies op welk knopje je moet drukken bij de weegschaal om een bonnetje te ontvangen en een andere gedienstige neemt voor mij een krat Spa op zijn bult en plaatst die netjes in de auto.
Last but not least is daar Hans. Een opgeruimde jongeman van de elektro-afdeling, die mijn gestuntel als scharrelkip met milde toegeeflijkheid gadeslaat.
Ook behulpzaam! Zo had ik tijdens een hittegolf een ventilator aangeschaft. Een vliegtuigpropeller op driepoot. Het ding werd in een pakket afgeleverd en moest door de koper gemonteerd te worden. Natuurlijk ging het door mijn klunzigheid mis. Ik kreeg ik het draaigeval niet in elkaar en hield steeds onderdelen over. Ik bracht het terug. Hans beloofde goedmoedig dat hij ‘m wel even in elkaar zou zetten.
Toen ik een uur later met twee pakken ijslolly’s voor mijn kleinkinderen terugkwam, stond het prontig op de pootjes. Kon zó meegenomen worden. Hans was bezig met een oudere dame en twee wachtten op hun beurt. Daar de ventilator al was betaald, vroeg ik: ” Hans ik heb het zo warm! Ik loop af te koelen met ijslolly’s onder mijn armen maar het helpt niet. Graag zou ik zo’n ventilator willen hebben, maar heb geen geld. Help me alsteblieft!”
Hans knikte begrijpend en sprak meelevend: “U mag hem dan wel voor niets meenemen”.
Verbaasd nagestaard door drie onthutste klanten spoedde ik mij met ijslolly’s en ventilator huiswaarts.
Toch benieuwd wat deze dames bij thuiskomst hun echtgenoten te vertellen hebben!

Winkelen deel 2

Maandagmorgen vroeg de deur uit om te winkelen. Dan vermijd ik spitsuur en wachten voor de kassa. Mijn vrouw had te kennen gegeven, dat zij kippenpootjes wilde, niet uit onvrede met haar eigen onderstel, maar omdat die dag kip op het menu kwam en een zakje kerriepoeder om de kip te kruiden.
Eerst stapte ik naar de bank met een briefje van duizend om de grote “flap” (Bargoens voor bankbiljet) in kleine coupures te laten hakken. Helaas de bank was op het vroege uur dicht. Wat nu? Dan maar naar de Super, die zullen na aanschaf van kippenpoten wel geld van die rug (Bargoens voor duizendje) teruggeven.
Onderweg kwam een oude wens in mijn gedachten. Dat ik eens in staat zou zijn, zelf briefjes van duizend in huisvlijt te drukken. Zo perfect dat niemand ze als vals zou herkennen. Een geheim verlangen dat ik u in vertrouwen vertel en hoop dat het onder ons blijft.
Nu zult u vragen: “Zou uw geweten niet gaan knagen”. Nee, beste lezers. Die wroeging zal vrijwel nihil zijn. Hoewel ik het achtste gebod “Gij zult niet stelen” strikt naleef, meen ik met die, perfect nagemaakte bankjes, compleet met blindenstip, goud etiket, watermerk, fijne lijntjes en rasters, niemand op te lichten of te bestelen. Ik zou ze zó volmaakt maken dat zelfs bankpersoneel er geheid intrapt. Omdat ze niet van echt te onderscheiden zijn kon ik ze gerust overal uitgeven, wetend dat de ontvangers ze argeloos weer aan anderen doorgeven. Niemand bemerkt dan immers iets? Zelfs de Ontvanger der Belastingen, een man met scherpziend oog, en financiële eetlust van een gier, zou niets in het “snotje”(niets in de gaten hebben) en verheugd mijn valse flappen accepteren om zijn fiscale honger te stillen.
Toegegeven, onze wakkere Minister van Financiën zou het wél door hebben, het is tenslotte de man zijn vak en zich ‘s avonds wenend tegen de borst van zijn echtgenote werpen omdat een onverlaat hem pseudo-duizendjes in de maag splitst. Maar dáár zou ik niet wakker van liggen, ook niet omdat de Nederlandse Staat wat averij oploopt omdat ik stiekem in haar financiële achtertuintje schoffel en én passant wat vruchten van de grote geldboom pluk. Er komt bij dat ik “nemen” van de politieke struikrovers in Den Haag, die uiteraard superprofessionals zijn, geen misdrijf vind. Eerder een daad van gerechtigheid.
Maar alez, ik zal die dagdromerij maar staken. Stel dat ik door een tovertruc werkelijk valsemunter zou worden, dan was door mijn klunzigheid de kans groot dat de drukkosten meer dan duizend pietermannen per biljet zouden bedragen, zodat ik op ieder duizendje geld toe moet leggen.
Ik overhandig na aankoop de lieve caissière mijn dure prent in de hoop dat zij er van terug zou hebben, maar gezien het vroege tijdstip had zij niet zoveel in huis. Zij kwam maar tot 500 gulden. “O.K.” zei ik, “ik hou die andere 500 wel tegoed.”
Thuisgekomen bleek de kerriepoeder vergeten. “Wat ben je toch een sufkl..t,” merkte mijn liefhebbende eega op, “Ga vanmiddag maar terug.”
Zo gedaan. Er was een andere caissière. Een humeurig typetje. Na betaling van de kerrie zei ik achteloos tegen het meisje “Geef mij even vijfhonderd gulden”. “Wat zegt u?” Vroeg ze onthutst. Ik herhaalde vriendelijk mijn wens. Waarschijnlijk vermoedde zij dat ik de dorpsidioot was, die haar in het ootje wilde nemen. Haar blik werd ijs.
Daar ik pertinent op mijn verlangen bleef staan en zij op haar weigering daaraan te voldoen raakte de zaak in impasse en groeide de rij wachtenden voor de kassa.
Een pijnlijke situatie.”Geef mij toch dat geld!” dreinde ik. ” Ik krijg hier iedere week 500 piek. Waarom nu niet?”
Ten einde raad werd de chef, die wist dat ik dat geld tegoed had, erbij gehaald. Zonder nadere uitleg zei hij tegen de weigeraardster: “Geef die mijnheer maar waar hij om vraagt”.
Tevreden ging ik huiswaarts. Een verbaasd kassagrietje en klanten achterlatend in de vaste overtuiging dat ik een maffioso ben die iedere maandag beschermgeld op komt halen. Het doet mij niets. Er wordt toch al genoeg over mij gekletst. Dat beetje kan er nog wel bij.

Winkelen deel 3

Marieke mijn kleindochtertje is nu zeven. Zij vertedert mij als ik naar haar kijk. Het is zo’n lief miniatuurvrouwtje met haar precieze gebaartjes en ze ontroert mij met haar paardenstaartje, diepbruine ogen en gouden hartje. Door haar manier van doen en uiterlijk dat zoveel weg heeft van haar moeder toentertijd voert zij mij terug in het verleden. Van haar heeft zij die koopmansgeest, want net als haar moeder vroeger, heeft zij ook een eigen bedrijf, een winkel.!
Dochter Lies was in haar prille jeugd ook een fervent winkelierster. In ons schuurtje achter het huis, had zij een toonbankje met kassa en een geldla op de grond. Op planken langs de muren waren ongeregelde goederen uitgestald voor kinderen uit de buurt te koop. Op woensdag- en zaterdagmiddag. Dat waren haar openingstijden. De spulletjes, zoals glazen knikkers, kopjes zonder oor, gebutste vaasjes, afgedankte speeltjes, beduimelden boekjes, invalide poppen en netjes gedragen poppenkleding, kon de jeugd tegen billijke prijs bij haar aanschaffen. Betaling geschiedde met plastic muntjes en monopoliegeld, toen bij de kinderen, de vaders en moeders van nu, in omloop.
Als de klandizie het een beetje liet afweten, werd ik geprest in haar winkel goederen aan te schaffen. Zij zat daar uiteindelijk niet voor niets. Daar stónd ze op.
Door die agressieve verkooptechniek werd mij menig artikel in de maag gesplitst waar ik echt niet om verlegen zat. Maar het móest en als vader kon ik haar nering toch niet failliet laten gaan?
Na betaling met imitatiegeld deed ze de speciën in de geldla. Dat werd oorzaak tot oneigenlijk gebruik en tranen..
Haar broer Gert en een schurkachtig vriendje beraamden een overval op die geldla. Dat mislukte, omdat de overvallen winkelierster, een formidabele keel opzette, die de gemaskerde boeven de benen liet nemen.
Ik beloofde mijn deerlijk schreiend dochtertje de schurken met behulp van hond Wiep op te sporen en aan het gerecht uit te leveren. Helaas, politiehond Wiep saboteerde zijn opdracht en plaste dikke stralen urine in de geldla van de verbolgen winkelierster. De plastic muntjes en papieren monopoliegeld zwommen in gelig vocht en verloren op slag hun waarde als wettig betaalmiddel.
“Er is niets nieuws onder de zon”, zegt Prediker. Nu heeft Marieke dus ook haar winkel. Maar zij heeft wél een nieuwigheid: een apparaat om mee te “pinnen”. En net als vroeger wordt Opa nu wéér tot klandizie gedwongen. Oma was al bij haar inkopen wezen doen en met een wervend: “Toe nou Opa, nu moet jij óók wat bij haar kopen hoor!” werd ik de winkel ingedreven.
Die winkel was ingericht in haar roze-witte kamertje. Het assortiment koopwaar lag her en der uitgestald, speelgoed, polypockets, doosjes met minipopjes, Barbiepoppen met bijbehorende garderobe, een viewmaster en een walkman. In de hoek een rol papier, plakband en een schaar, kennelijk de inpakafdeling. Met die schaar knipt ze, op ’t oog, een vel papier waarin de aankoop wordt gewikkeld. Hulp van de klant is daarbij onontbeerlijk. Hij of zij moet meehelpen inpakken. Als dank verstrekt ze een kleurig strikje dat met een plakkertje op het pakje wordt vastgezet. Zo is ze wel.
Toch mist zij het fanatieke enthousiasme en inzet bij de verkoop van mijn dochter. Die loerde op iedere klant als een spin in het web. Wie argeloos haar zaak binnenkwam, werd onmiddellijk geattaqueerd en meegetroond naar de koopwaar.
Maar toen ik Mariekes winkel binnentrad, zat zij geboeid in één of ander boekje en keek niet op of om. Ik moest nadrukkelijk kuchen om mijn aanwezigheid te annonceren.
Ze keek op uit haar lectuur en nam me wat geringschattend op, alsof ze geen hoge dunk had van mijn koopkracht en vroeg: “Wat wenst u?”
Daar kleinzoon Jelle binnen veertien dagen zijn leventje met een jaar ging verlengen, maakte ik mijn wens kenbaar iets voor hem te willen kopen.
Zij maakte een vaag gebaar naar haar artikelen en zei koeltjes: “Nou, kijkt u maar ’ns rond”.De walkman, innig verstrengeld in een kluwen draad met oordoppen, leek mij wel wat. “Wat kost die juffrouw”, vroeg ik.Ze raadpleegde ernstig een verkoopboekje en zei “Die kost 4,50″.”Ja, maar doet ie het?” Vroeg ik. “Ik geloof het wel”, zei ze weinig overtuigend. Met haar priegelvingertjes begon ze de dradenwarwinkel, ineengestrengeld als een bak wurmen, moeizaam te ontwarren. Het duurde lang en ik, de klant stond er bij en keek er naar.
Toen ze eindelijk met een blosje van inspanning de zaak ontward had, dook ze ergens een bandje op om het oorteisterend apparaat aan het werk te zetten. Die bleek echter niet voornemens enig geluid voort te brengen. “Oh”, zei ze achteloos, “Er zit geen batterij in. Kijkt u maar naar iets anders”.Mijn keuze viel, bij gebrek aan beter, op een Barbiepop. Eigenlijk niet echt een geschenk voor een jongen. Dát zag ze ook wel in. Nou, dan mag u de viewmaster er voor niets bij hebben. Gratis!” zei zij nadrukkelijk. “Is dat goed?”
Mijn lichte boosheid om de niet erg coulante behandeling daarvoor, verdween als sneeuw voor de zon. “Maar zó kun je toch geen zaken doen?” wierp ik tegen. “Zo moet er geld bij!” “Oh, dat geeft niet hoor”, zei ze achteloos alsof ze het geld voor het opscheppen had. “Ik word later ook kapster en dan zal ik jullie allemaal gratis knippen en kappen”.
Het is een wijze van zakendoen, die geen navolging verdient. Het zou ons economisch bestel danig ontwrichten.
Ik speelde het spel mee en overhandigde haar geld uit mijn portemonnee, Natuurlijk waak ik er angstvallig voor niet gepast” te betalen. Ik besef heel goed dat juist “wisselen” en geld teruggeven haar voor een groot deel het plezier verschaft dat het betalingsritueel met zich meebrengt. Dat gebeurt zéér nauwgezet. Ze geeft keurig wisselgeld terug. Geen cent teveel hoor!
Toch bleek er een addertje onder het gras te zitten. Haar edelmoedigheid kent een grens. Toen ik met de aankopen haar pand wilde verlaten, riep ze met een frons boven haar donkere oogjes: “Waar gaat u met die Barbie en viewmaster naartoe?”
Ik legde haar uit dat ik eerlijk gekocht en betaald had en haar winkel wenste te verlaten.
“Nee Opa” zei ze, “Zo gaat dat niet hoor. Ze moeten hier blijven. Het was maar een spelletje toch?”
Mijn gelaat betrok. Maar daar ze een redelijk meisje is en mijn teleurstelling zag, bedacht ze stante pede een alternatief. “Weet u wat Opa” zei ze wat timide, “ik koop ze van u terug”.
Het leek me een redelijk voorstel. Restte nog vaststelling van de prijs en wijze van betaling. Ik had geen kassa noch pincode-installatie.
“Weet je wat”, stelde ik voor, “Jij geeft mij voor elk artikel twee kusjes op mijn wang”.
Ze keek me peinzend aan met een vaag lachje om haar mond. Haar ogen begonnen te twinkelen. En toen bewees zij dat haar hartje groter was dan haar winstbejag. Ze overbood mijn aanbod. “Dat is goed Opa”, zei ze, “Maar u krijgt er geen twee, maar drie op iedere wang! Is dat goed?”
Ik kon er geen bezwaar tegen maken.
Ja, het is prettig winkelen, waar ik ook kom, in mijn dorp of in de winkel van Marieke. Maar toch ontbeer ik in die andere zaken iets. Die kusjes. Misschien heb ik andere lieve verkoopsters en caissières met dit verhaaltje op een idee gebracht? Wie weet. Ik wacht het maar rustig af!

Winkelen deel 4 (Vreemd geval)

1966. Een reeds lang verdwenen jaar in de mist der tijden. Een jaar dat het Gooi nog niet zo strak verpakt zat in het drukverband van hedendaags hectische verkeer. Een jaar waarin men overal de auto kon parkeren, zelfs vlak voor een winkel in het centrum van de stad zonder angst te hebben voor rondloerende parkeerwachters met op scherp gestelde ballpoints.
Een jaar dat een briefje van honderd véél geld was, voordat men het noodlottig besluit nam er een Snip op te drukken, waardoor het uit de hand vloog en devalueerde tot status van “wekelijks” zakgeld voor tieners, of, erger, vóór de Mongolen in Den Haag onze keiharde gulden verkwanselden voor de (d’uro) Het lapje vormde toen het grootste deel van het niet verdiende salaris dat mijn werkgever op het eind der week, onder zuchten waarmee een weerballon te vullen was, mij ter hand stelde.
Op een rampzalige dag zei mijn vrouw: “We gaan winkelen!” Die mededeling kwam niet onverwacht. Schreeuwerige biljetten, met de onheilspellende tekst “UITVERKOOP” hadden dagenlang gewaarschuwd.
Als rechtgeaard man verafschuw ik die zinloze bezigheid, die de fabrikant bestaansrecht, de winkelier zijn dure pui en de koper gramschap schenkt. Want die komt, na ‘n smartelijke tocht in het bezit van onnutte zaken, tot louter ergernis verworven, waar hij óók nog voor betalen mag. Een uiterst negatieve tijdspassering, waaruit twee partijen munt slaan en de derde het loodje legt. Daarbij komt dat de van het papier blaffende kortingen 30, 40 tot zelfs 50%, mij niets doen. Ik ga van het standpunt uit, dat als je niets koopt, je 100% korting hebt. Edoch, zwak is de wil en hard het bevel van de commerciële dictator, dus: “Reclame beveel…Wij kopen!”
Nu ben ik toevallig een wilskrachtig man. Dus stak ik de vierkante kin vooruit en sprak kortaf tegen mijn eega:”Nee!”
Afijn…niet lang daarna waren wij op weg naar Hilversum in gezelschap van een som geld, waaronder een ter dood veroordeeld biljet van honderd en de hond die vanwege zijn jeugdige leeftijd in aanmerking kwam voor een prik tegen de hondenziekte. Nadat het stomme beest de naald in het weerstrevende lijf ontvangen had, barstte het winkelen los. Nu leent volgens vrouwlief mijn gestalte zich prima om er pakjes aan op te hangen en daar ook mijn aanwezigheid een (geringe) remmende invloed uitoefent op het éénrichtingsverkeer van mijn “slappe was” (Bargoens voor geldmiddelen) naar andermans kassa’s, ging ik mee, winkel in, winkel uit. Thuisgekomen kwam ik mistroostig tot de ontdekking dat het er geducht ingehakt had. Mijn fraai briefje was, op wat klein koper na, naar de knoppen. Iets wat mijn wederhelft bestreed door te beweren dat zij hooguit 75 gulden had uitgegeven. Dat wist ze zéker.
Tellen, boodschappenlijstje checken, bonnetjes navlooien, er mankeerde een bedrag van 25 gulden waarvoor geen goederen of diensten waren geleverd. Het was foetsie, het bleef foetsie.
“Je zult het wel verloren hebben, sufferd”, merkte ze vriendelijk op.”Geen wonder, zo stom en slordig als jij altijd met je geld omgaat!” Zij wel!!
“Bel even op”, was haar advies. “Misschien is het gevonden!”
Als u nu weet dat wij ook in het nerinkje V&D waren geweest, dan weet u dat mijn kans vrijwel nihil was. Toch maar per hoorn een oproep tot aanhouding en voorgeleiding van een briefje van 25 tot een aantal winkeliers gericht.
Nu kan ik vlot uit het hoofd vlot prettige zaken opnoemen waaraan je een bedrag van 25 gulden kunt kwijtraken, maar verliezen is daar niet bij. Om die reden zat ik de volgende dag humeurig aan de koffie, tot de hond, als teken dat hij geen rancune koesterde, zijn kop op mijn knie legde. Dat de baas zonder protest had toegelaten dat een vreemde vent een naald in zijn bil had gestoken, was niet in de haak geweest, maar wat hem betrof was het vergeven en vergeten.
Opverend riep ik uit: “Verroest, niks geld kwijt. Het klopt. Die prik kostte 25 piek!” Het bedrag waarmee de dierenarts zijn karweitje beloond wenste te zien. Gewoon vergeten te boeken.
Opluchting, verzoening, vrede.
Tot de telefoon ging. Een koele, zakelijke stem deed kortweg de mededeling:”Uw geld is terecht”. Of ik het maar op wilde komen halen. Het was één van de, die vorige avond gealarmeerde winkeliers. Verbijstering, twijfel… zou ik dan tóch geld verloren hebben?
Ik ben maar gegaan. De winkelier overhandigde mij een in vieren gevouwen biljet van 25 gulden.
“Het is daar gevonden waar u met uw geld stond te schutteren”, merkte hij droog op, “goedendag!”
Buiten vouwde ik het open. Het waren er twéé!!!
Wat doet een eerlijk man in zo’n geval? Juist, ik ging terug, verklaarde de twijfel over één biljet en mijn zekerheid dat ik er geen twéé kwijt was. De middenstander keek mij ontstemd aan. Toen sprak hij korzelig: “Denkt u dat ik er 25 gulden bij gedaan heb? Toe, maak met mij de kachel niet aan. U belde, ù was geld kwijt. Wel, neem het en verdwijn!” Met deze woorden werkte de man mij driftig de deur uit. Daar stond ik.
Mijn vader stelde als steuntrekker aan een boertje, die absolute eerlijkheid propageerde, de vraag: “Wat zou jij doen als je in armoe zat en je vond een briefje van 50 gulden?”
Zonder aarzelen zei het boertje: “Joa, dan is ‘t vor oe weg”legen jong!”
Ik had geen armoe, maar heb het geld ook maar als voor me “weggelegen” beschouwd.
Schaamte en gewetenloos namen wij die avond een hapje “Specialité du Chef” tot ons. Het smaakte voortreffelijk. Wij hebben wel eerst “gedankt”, dat wel. Het zou goddeloos geweest zijn, dat niet te doen.
Auteur: Th.G.Baalman

Allerhande

In de afgelopen eeuw is veel gebeurd. Verwoestende oorlogen, opkomst en ondergang van duivelse regimes, komen en gaan van massamoordenaars zoals Keizer Wilhelm, verantwoordelijk voor de dood van tien miljoen jongemannen. De ijdele schurk kreeg een kasteeltje in Doorn in plaats van berechting voor een tribunaal en bescherming van koningin Wilhelmina.(Noblesse oblige)
Musolini met zijn vooruitgeschoven kinnebak en verkrachter van het weerloze Abbesinië, generaal Franco, die de bloedige Spaanse burgeroorlog ontketende. Dertig artsen vochten om de dictator in leven te houden. Vergeefs. Magere Hein had het fluitje aan de lippen en floot hem af. Jozef Stalin, de kille massamoordenaar met de krokodillengrimlach. Hij liet miljoenen opzettelijk de hongerdood sterven en deporteerde even zovelen. Hij houdt nu zijn vader de Duivel in de hel gezelschap, samen met Adolf Hitler, een demonisch mens, visionaire gek met grootheidswaanzin en jodenslachter, die droomde van een duizendjarig rijk met supermensen. Samen met moord-collega Stalin schuldig aan de dood van meer dan 100 miljoen mensen. Mao, de Chinesche draak, een monster met vollemaansgezicht, die miljoenen het leven ontnam. Bokassa, de waanzinnige keizer kannibaal met mensenvlees in zijn koelkast en moordenaar van 100 schoolkinderen. Idi Amin een corpulente Afrikaanse slager, die mensen aan krokodillen voerde. Pol Pot, de glimlachende massamoordenaar van twee miljoen Cambodjanen. Kleinere ellendelingen en onmensen glipten er tussendoor.
In de vorige eeuw zagen wij de opkomst van de arbeidersbonden, die de vuige onderdrukkende grootkapitalisten gingen bestrijden Met succes! De bonden kregen onbehoorlijk veel macht. Twee van hen, Katholieke Arbeiders Beweging (KAB) en Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), fuseerden. Resultaat? Een Super Nationaal met meer dan 1 miljoen honderdduizend leden, FNV geheten, die gemiddeld 1,2 miljoen x 15 Euro contributie per maand = 18 miljoen x 12 = 216 miljoen per jaar ofwel 475,2 miljoen oude pietermannen incasseert. Kassa! Het leuke is dat dit doorgaat maand na maand, jaar na jaar. Kapitaal dat op vervloekt kapitalistisch wijze deugdelijk wordt belegd en aangroeit. Hun stakingskas is dik bestoft. Dreigen met stakingen is veel effectiever en kost geen geld. Korte stakingen, prikacties geheten, dienen voornamelijk om nog meer leden te werven. “Het kan verkeren” zei Bredero.
Naast een aangroeisel van meer dan 1 miljoen personen van buitenlandse afkomst, allochtonen genoemd die, in grote steden de autochtonen of Hollandse kaaskoppen gaan overvleugelen, is er een minder bekende groep van ca. 26.000 personen, die hoewel klein in getal, grote invloed op de Nederlandse samenleving heeft. Velen van hen vindt men op plaatsen waar eer en gewin te behalen is, in organisaties, verenigingen, stichtingen, politiek en politieke partijen, openbare lichamen, burgerlijke ambten, de rechtelijke macht en advocatuur, medische instellingen, sport en vakvereniging. Zij zijn directeur, voorzitter, manager, leider, burgermeester, hoofden van organisaties tot bescherming van natuur en milieu, in pers, radio, tv. en beeldende kunst. Onder hen producers, schrijvers, artiesten, kunstenaars en acteurs, vaak met matig talent maar bermhartig door de door hen beheerste media, jubelend ten hemel geprezen als de bloem van het Nederlandse volk en gelauwerd om hun verdienste. Zij vallen vaak in de prijzen. In zich hebben zij de genen van een oud volk berucht om zwendel en parasitisme.
Onderling spelen zij elkaar goed betaalde banen met vorstelijke salarissen toe, betaald door de Staat en opgehoest door de belastingbetaler. Verliest er een zijn of haar hoge positie, dan staat er spoedig een nieuwe goedbetaalde baan voor hen ter beschikking.
De nieuwe eeuw zijn we ingegaan met een toename van criminaliteit zoals nooit eerder in de Vaderlandse geschiedenis is voorgekomen. Vooral DIEFSTAL. Gepleegd door alle lagen der bevolking.
In mijn jeugd was er een negotiemannetje met een volgeladen bakfiets. Hij verkocht van alles. Ook stelen voor bezems, ragebollen en luiwagens. Een man met humor!
Op zijn bakfiets stond een bord met tekst:
                                                   Grote stelen, kleine stelen
                                                   Grote stelen het meest!
Dat gaat nú niet meer op. Groot tot klein, jong en oud, hoog tot laag doet van harte mee. Stelen is verkankerd geworden in onze volksaard. Er is nu alom diefstal, oneerlijkheid en bedrog.
                                                          Land van dieven
Gisteren belde kleindochter Eline. Zij had verdriet Voor de tweede maal in haar elfjarig leventje was haar fiets gestolen. Maar Opa kon haar niet troosten. Ik ben zelf te vaak slachtoffer geweest van dieven.
Jaarlijks worden er ca. 900.000 fietsen gestolen. Dat is een metalen lint van hier tot diep in China als ze achter elkaar worden gezet.
Nederland is een land van dieven geworden. Criminaliteit en oneerlijkheid staat nummer één in de top tien. “Dat is natuurlijk de schuld van de politie!” roept men. “Die moeten meer achter dieven aan!”
Maar dat is kolder. Wij zijn zelf de schuldigen en de ouders, die hun kinderen geen normen en waarden meer bijbrengen.
Onderstaand een lijst van mij, een doorsnee burger, van wat ik in de loop der jaren aan oneerlijke lieden kwijt raakte: bedragen in ouderwetse, eerlijke guldens:
                                       Gestolen 2 fietsen 1.400, –
                                       Zakkenroller 1.000, –
                                       Autokraakschade 1.200, –
                                       Bestolen in een hotel 2.100, –
                                       Kleding gestolen 500, –
                                       Trimschoenen gepikt 125, –
                                       Auto gestolen 6.000, –
                                       Opgelicht 450, –
                                      _______
                                      T o t a a l 12.775,– gulden.
Waar zijn onze normen en waarden gebleven? Fietsendiefstal is heel gewoon geworden. Dat was vroeger anders. Een bericht op de voorpagina! van de Telegraaf in 1955:
                  Fiets gestolen bij rijwielhersteller Joseph van Laar teKortenhoef
Uitgebreid werd vermeld hoe deze gemene diefstal had plaatsvonden, met verslag van de braaksporen, dat de buurt was geschokt en dat de politie een diepgaand onderzoek had ingesteld om de vuige dader(s) in de kraag te grijpen. Het ontbrak er nog aan dat er een beloning werd uitgeloofd voor inlichtingen die zouden leiden tot aanhouding van de boef.
Dat zou nu, waar een moord acht regels krijgt in het binnenblad, een giller zijn. Vroeger was moord groot nieuws op de voorpagina en een koffermoord, gepleegd door een geflipte Japanner die een in mootjes gesneden lijk in de Amstel had gekiept en de moord op Magere Josje, een prostituee, was wekenlang hot news.
Het aantal moorden is sinds die tijd alleen maar toegenomen.
Bericht in de krant 21 augustus 2002. Tussen 1992 en 2002 zijn 2549 moorden gepleegd. Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek  gemiddeld 230 pert jaar, of 4 per week. Daat is Magere Josje en de flipper Japanner dus niks meer bij!! Het het getal wordt hoger en hoger. In 207 164 moorden, in 208 174, in 2009 188.
Het gebod: “Gij zult niet dood slaan” is weinigen bekend en het achtste gebod: “Gij zult niet stelen” kent vrijwel niemand meer.
Misschien een goed idee, die tien geboden door leerlingen op scholen uit het hoofd te laten leren. Misschien helpt het. Maar ik heb er een hard hoofd in.

Verbijsterend

Maandagmorgen 23/8.Een wat trieste sombere dag. Steek het ongewassen hoofd om de hoek van de deur en kijk met berenmoed de nieuwe grauwe dag in het gelaat. Na het verwijderen van baardstoppels van het gegroefde aangezicht, kreeg ik bij het ontbijt-je meteen al drie bittere pillen voor de kiezen. Drie verbijsterende berichten in mijn ochtendblaadje.
Bericht 1.Ik neem kennis van het droeve feit dat Korpchef Meijboom van de politie van Rotterdam, een man met een dikke staalplaat voor het hoofd, een hoofd dat volkomen leeg is, (hetgeen na inspectie van een oorarts aan het licht kwam) en uitblinkend door een falend dolend beleid en ge-stuntel op alle fronten, dat men deze talentvolle stuntelaar ondanks alles, geschikt acht in aanmerking te komen voor een topfunctie bij de landelijke politiedienst. Hij wordt getipt als hoofdrolspeler op ict-gebied, wat dat ook wezen mag, maar waar hij ongetwijfeld nog meer brokken kan maken en onheil stichten.Welke vriendenkring wil deze brokkenpiloot op die hoge zetel beuren? Joost mag het weten!
Bericht 2. Vrouw van der Laan, pardon, Mijnheer van der Laan ( de man doet mij met zijn gezicht altijd denken aan het vrome gelaat van een bejaarde non, en zou als hij een jurk aantrekt en hoofddoekje omknoopt best een knappe travestiet kunnen zijn) toont als nieuwe burgermeester van Amsterdam een diepe en ontroerende vriendschap voor de anarchistische troep krakers en veegt met zijn linkse achterwerk blijkbaar de nieuwe Anti-kraak wet af aan zijn achterste, door te stellen dat die Anti-kraak wet in praktijk niet uitvoerbaar is. De controle en handhaving op de uitvoering van die nieuwe wet zou wegens enorme druk op de capaciteit van de politie, niet uitvoerbaar zijn. Een slap figuur waar de politie in de toekomst niet veel hulp van kan verwachten. Hij heeft niet eens de moed van zijn voorganger Cohen die heldhaftig met krakers en ander gespuis thee ging drinken.anarchistische
Bericht 3. De drie grootste graaiers Rabobank, ING en ABN Amro, incasseerders van 15 miljard euro van hulpknecht Sinterklaas Wouter Bos om hun de financiële tent voor instorten te behoeden, hebben met hulp van aanbiddelijke princes Máxima, die als boegbeeld en vlag op de lading moet dienen en steun van lieve schat Maria van de Hoeven, die als minister van financiën door het ministerie van Economische Zaken wankelt, een listig plan bedacht om fiks wat geld te incasseren onder het mom van liefde voor de kleine starters die met behulp van een financiële injectie van 35000 euro een goede start hopen te maken. euroHopen! Want het addertje onder het gras is dat zij die naasteliefde zelf dik en dwars moeten betalen! Zij krijgen van de heren bankiers een sigaar uit eigen doos. De boeven die mij op mijn kleine snel slinkende kapitaaltje 1½ procent rente geven, krijgen op die lening van 35000 euro 9½% rente!!! En reken er maar op dat zij hun menslievendheid juridisch solide zullen dicht timmeren.
Gecontroleerd wordt of de lener schuldenvrij is, met een stabiele privésituatie en of de kwant wel ondernemersbloed heeft!
Tot slot hebben zij nog een horde hijgende incasso’s bureaus achter de hand zo de snaak niet wil of kan terug betalen.
Hartelijk dank geachte HH bankiers!!!

De groene zwendel - deel 2

Al deze prijsvechters en profiteurs van het milieuprobleem hanteren de oude formule der afpersers, die in deze tijd ook met succes door de heer Holleeder werd toegepast. Een op zichzelf staand vrij klein probleem of gevaar opblazen tot gigantische proporties, hun slachtoffer daar bang mee maken en zich vervolgens aanbieden als redder, uiteraard tegen forse, steeds hoger wordende betaling. Houdt echter in het oog dat velen van hen (de goede en oprecht bezorgde mensen niet te na gesproken) in de eerste plaats er op uit zijn hun zakken te vullen en eigen bestaansrecht te bewijzen, door overdreven onheilsboodschappen rond te bazuinen en zo, een gerieflijk, rijk leventje te leiden.
De milieuproblematiek, is een winstgevende zaak geworden. Dure wetenschappers verdienen 1000 euro per dag en verblijven wekenlang in luxueuze 3 sterrenhotels. Er zijn grote aantallen zwaar gesubsidieerde stichtingen, organisaties, verenigingen enz., de een heeft nog een fraaier naam dan de andere, Wereldnatuurfonds, Greenpeace, Actie-groepen, Milieu-Defensie (hoe komen zij er op!), die constant om geld bedelen via door de belastingbetaler betaalde dure STER-reclames, met vorstelijk betaalde directeuren, hoofden, bestuurders, deskundigen enz., die allen het milieu en de bescherming daarvan hoog in het vaandel hebben staan.
Kortom, het milieu is verworden tot een wereldwijde uiterst lucratieve zaak, een grote boom met begeerlijke vruchten waar de milieuactivisten naar hartenlust van plukken. Zij allen roepen, om de brode wil, onheil over ons hoofd en de wereld af. En de gemiddelde Nederlandse Oen betaalt gehoorzaam zijn opcentjes, toeslagen, heffingen, accijnzen, rijdt rond met katalysatoren, zamelt batterijtjes chemische prutsdingetjes in, vult grauwe, grijze en groene containers en prevelt constant over het HEILIGE MILIEU gelijk vroeger de nonnentjes Wees Gegroetjes, dit tot vreugde van de overheid en de struikrovers in Den Haag, die tevreden al die centjes opstrijken en naarstig zinnen om ons nog meer geld af te tappen, gezien kortelings gedaan voorstel iedere Nederlander jaarlijks 350 euro milieubelasting te laten betalen.
Maar… ‘Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaald hem wel’ luidt een oud spreekwoord. Tegenwoordig hoort men hen niet meer praten over die zure regen, stervende bossen en koraalriffen, gat in de ozonlaag enz. De onzinnigheid daarvan kwam vanzelf aan het licht. Zo zal het ook weer gaan met hun nieuwste vondst, dat broeikaseffect, smeltende ijskappen en daardoor stijgende zeespiegel. Want wát blijkt? De polen smelten niet en de temperatuur op Antarctica daalt nog steeds. Ook groeit haar ijslaag en neemt toe in dikte (Telegraaf 5-2-2007). Vreemd omdat de Zuidpool óók bij de aarde behoort. En… hun beweringen van stijging der zeespiegel door het smelten van ijs, zijn onlogisch. Want nuchter bekeken zal het precies andersom gaan. Dus niks geen stijging der zeespiegel, maar juist… daling! Hoezo? Wel 90% van de ijskap bevindt zich ónder water en maakt deel uit van de watermassa. Daar ijs een grotere massa heeft dan water (zet een emmer water tot de rand gevuld een nacht bij strenge vorst buiten en er zit een grote kop ijs op) dan komt er dus meer ruimte voor water wanneer dat ijs smelt! (citaat van de heer Marcel de Breet).
Tot besluit. Er is zeker sprake van een toenemende vervuiling. Logisch. De wereldbevolking groeit, en ook de industriële activiteiten die daarmee gepaard gaan. Er dient opgetreden te worden tegen roofbouw op de natuur en vervuiling van het milieu en het uitroeien van diersoorten. Hulde en respect voor allen die zich daarvoor oprecht en zonder winstoogmerk voor inzetten. Maar de teneur van mijn stukje is dat de zaak schromelijk, ja misdadig, wordt overdreven. Er zijn kinderen die zelfmoord hebben gepleegd omdat zij geen toekomst mee zagen in een langzaam vervuilende wereld. En protest tegen hen die belang hebben bij die overdrijving. En protest tegen al die eenzijdige berichtgeving, gelanceerd door de Internationale Milieu-Industrie, die een politieke, of beter gezegd Nieuwe Religie is geworden met het doel mensen bang te maken en geld uit de zak te kloppen.
Laat u niet bang maken door die onheilspredikanten. Moeder Aarde kan heel veel incasseren. Eeuwenlang en nog dagelijks spuwen vulkanen enorme massa’s gloeiend gas, roet, stof en lava uit, zonder dat zij er veel hinder van ondervind.

De groene zwendel - deel 1

De G8 besloot dat de temperatuur op aarde maar 2 graden mag stijgen. Hoe onbenullig! Hoe meet men dat? Hoe voorkomt men dat? Overal thermostaten neerzetten en die laten controleren door een horde milieuambtenaren? Ik denk niet dat de aarde, die al miljarden jaren haar eigen gang gaat, zich ook maar iets van hun besluit zal aantrekken en dat in de komende miljarden jaren ook niet zal doen. Het is tegenwoordig allemaal milieu, milieu en nog eens milieu wat de klok slaat. En de gevaren die ons bedreigen. Amersfoort wordt door smeltende ijskappen een badplaats aan zee. Iedereen moet het ingepompt worden. Klein broertje op het potje en de bibberende grijsaard in het bejaardenhuis. Maar ik geloof er geen snars van. Ik blijf maar denken aan de Tea Room Tango, het liedje van Wim Sonneveld. ‘We worden belazard, we worden bedonderd. En dat gaat maar door al worden we honderd. W e w or d e n b el a z e r d. W e w o r d e n b e d o n d e r d!’
Hoe kom ik daar op? Jaren geleden ontdekten uitgekookte lieden dat het ‘milieu’ wel eens in de toekomst Big Business zou kunnen worden. Als eerste aanzet richtten zij in de zeventiger jaren de zogenaamde Club van Rome op. Een groep (geleerde heren) die zich zorgen gingen maken om het milieu. Om een goede start te maken, verklaarden zij losjes weg dat binnen tien jaar de oceanen zouden sterven. Om het onheil af te weren, wierpen zij zich op als redders der mensheid. Een slimme juffrouw zag haar kans en schreef een boek getiteld ‘Dode Lente’, waar zij een paar miljoen mee verdiende. Volgens haar zou er binnen afzienbare tijd door die verrekte milieuvervuiling een lente komen waarin alles dood was, Spoedig werden er milieuactiegroepen opgericht met een goede neus voor zaken en die met hun dure (gesubsidieerde) STER-reclames en op de roeptoeters radio, pers en tv onheil en ondergang der wereld gingen verkondigen.
Bescherming van milieu werd zo ‘big busines’, waar steeds toenemender aantallen lieden, met zeer oude ervaring in zwendel, bedrog en parasitisme, een vorstelijk inkomen en riante villa’s mee gingen verdienen. Politici sloegen er politieke winst uit, zoals kortelings Al Gore met zijn Live Earth-spektakel, of lieten zich als ministers van Milieu op het pluche plaatsen. Die milieuridders ontdekten achtereenvolgens: stervende bossen, zure regen, ozonlaag aantastende spuitbussen, stikstofverspreidende strontboeren, milieu- en luchtvervuilende auto’s, verdwijnende koraalriffen en regenwouden, gif en rook uitspuwende schoorstenen van bedrijven en industrieën. En lest best… de kapitale en meest winstgevende vondst: HET BROEIKASEFFECT!, dat men gerust de groene zwendel van de eeuw kan noemen.
Volgens die onheilboodschappers, die terdege oog hebben voor eigen belang en derhalve en onophoudelijk een vurig Oratio Pro-domo prediken (pleidooi voor eigen belangen zoals iedere latinist weet), heeft dat verrekte broeikaseffect tot gevolg opwarming der aarde, smeltende ijskappen, stijgende zeespiegel en straks enorme overstromingen. Als toegift, je moet tenslotte ook op de kleintjes letten, betraden al eerder kleine groepen gebrilde bijziende personen met geitenwollen sokken het milieutoneel en ontdekten zeldzame bloemetjes, plantjes, slakjes en in Limburg eenzaam rondhuppelende korenwolfjes, die op uitsterven stonden.
Om die eenzame stumpers wat meer gezelschap en teeltvermogen te geven, importeerden zij uit het buitenland een honderd stel wolfjes (voor een paar honderd euro per paartje), dit tot grote vreugde van de vossen, die de kostbare knaagdiertjes in no time in hun maag lieten verdwijnen! Zij verkregen met hun geneuzel, kippige observaties en luid tromgeroffel zo onbehoorlijk veel aandacht, publiciteit en macht, dat kostbare bouwprojecten maanden werden stilgelegd, plannenmakers en gemeentelijke autoriteiten zich van razernij de haren uit trokken omdat aanleg en uitbreiding van hoognodige projecten en wegen hierdoor jarenlang gesaboteerd werden enz.
Als klap op de vuurpijl bewerkten andere demonstranten met felle agressieve demonstraties, gehouden op tijden dat fatsoenlijke mensen hard aan het werk waren en waarheen zij, met hun milieuvervuilende Lelijke Eendjes naar toe trokken, dat een gereedgekomen 15 miljard kostende Kalkar Kerncentrale (waar Nederland ook de nodige miljarden voor ophoestte) niet mocht worden opgestart voor het opwekken van schone, milieuvriendelijke energie. In arren moede werd tenslotte de failliete boel maar voor een prikje verkocht aan een goocheme zakenman, die de kostbare tent omtoverde in een pretpark, dat zo, op slag, de faam kreeg van duurste pretpark ter wereld.

Hond - Binkie deel 2 van 2

Terug naar onze nieuwe hond. Hij is nu vrij en blij. Ik houd niet van dieren in hokken en ben overtuigd dat God alle dieren vrij geschapen heeft. Nooit meer vergeet ik die eerste dag, toen ik het dier voor het eerst uitliet. Hij ging volkomen uit zijn bol! Losgelaten op het grasveld rende hij in dolle vaart, in grote cirkels, dronken van vreugde en vrijheid rond. Heel die verdrietige tijd, zes weken opgesloten te zitten, wierp hij nu in uitbundige wervelende vreugde van zich af. Vermoeid, maar met schitterende ogen stelde hij zich na zijn dolle pret hijgerig voor mij en keek met glinsterende dankbare ogen naar mij op.
Het ontroerde mij en ik nam mij voor dat, wat er ook zou gebeuren, ik hem nooit meer zijn vrijheid zou ontnemen en hem, hoe goed die mensen in het asiel meer ook voor dieren zijn, hem meer in een asiel te plaatsen. En hij wéét het! ‘s Avonds, liggend op de bank, kijkt hij mij onafgebroken aan en zijn ogen vertellen wat hij wil zeggen: “Jij bent de man die mij uit dat asiel heeft gehaald!”
Het is een komiek dier die daar in het Katholieke zuiden bidden heeft geleerd. Hij laat zich, op zijn rug liggend graag op de buik aaien. Daar is hij dol op. Maar als wij stoppen met die liefkozing, dan vouwt hij de voorpoten in gebed en steekt die smekend omhoog: “Alsjeblieft,” betekent zijn bede, “Ga door!”
Er is nog iets opmerkelijks en ontroerends aan hem. Vreemd en onverklaarbaar. Dat openbaart zich als ik plots NIES! Waar hij zich op dat moment ook bevind, zelfs op zijn meest geliefde plekje naast vrouwtje op bed, dan komt hij onmiddellijk op naar beneden rennen en stelt zich ongerust voor mij op. Hij kijkt onderzoekend naar mijn gezicht omhoog om te zien of alles goed met baasje is. Dan is hij gerust!
Ik heb een vermoeden dat een vorig baasje in een nies of hoestbui gebleven is en dat dit droevige gebeuren in zijn kopje geprogrammeerd zit.
Met zijn zacht zijdeachtig krulhaar, fraaie pluimstaart en mooi getekend kopje, moet hij voor de teefjes een Bink zijn om de poten bij af te likken. Helaas. Hij is “geholpen”, dus een hondse Eunuch, zodat er voor de dames niets anders aan zit, dan wat oppervlakkig snuffelcontact. Laatst tijdens een wandeling stelde een waarlijk knap stuk van een jonge herdershond zich uitnodigend met de kont naar achteren in de aanbieding. Maar Binkie besnuffelde even het welgeschapen achterwerk van de loopse dame en vervogde onverstoord zijn weg.
Mijn wens is vervuld. Ik heb op mijn hoge leeftijd van 81 jaar een vriend, een Kooiker hondje, een maatje verkregen, een dier die van mij houdt en dat ondubbelzinnig laat blijken. Zijn blijdschap bij een weerzien na afwezigheid, is met geen pen te beschrijven. Hij is dan compleet de stem kwijt en verliest volkomen de controle over staart en lichaam en kan alleen maar zacht kreunen van genot als hij het kronkelende lijf tegen mij aandrukt. Zijn hele lijf schudt en beeft van vreugde en hij tracht, hoogopgericht op de achterpoten mijn gezicht te bereiken om die te likken. Zijn vertoon van vreugde en aanhankelijkheid doet mij de dagelijkse verdrietigheden en beslommeringen vergeten.
Wat mij in het dier het meest ontroert, is de levenslust en blijdschap, die hij uitstraalt en die maakt dat ik mijn eigen lauwheid pijnlijk besef. Christus zei, wijzend op kinderen: ” Wordt als deze kinderen.” Mogen wij nu daar ook een Kooiker hondje bij rekenen, Heer?

Hond - Binkie deel 1 van 2

Toen wij ons hondje moesten in laten slapen, viel er een gat in ons leven. Er was verdriet. Ik dacht dat ik een keiharde vent was, maar dat bleek niet waar en ik liet mijn tranen de vrije loop. Ik miste het stomme dier heel erg, ondanks dat wij nooit overdreven intiem waren geweest. Het was een nuffig nest en zij deelde haar kusjes spaarzaam uit. Pas na lang soebatten gaf ze een genadig likje op mijn wang en daar moest ik het maar mee doen. In mijn hart had ik altijd graag een hond gehad die aanhankelijker was.
Na een paar maanden zonder hond, deed mijn vrouw schuchter het voorstel eens naar het asiel te gaan. “Alleen maar kijken hoor!” verzekerde ze mij. “Goed, goed” ” beaamde ik, “Alleen maar kijken” Jawel, dát heb ik geweten! Een onzichtbare geest stond bij die woorden hoofdschuddend toe te kijken. Hij wist beter!Bij het asiel kregen wij toestemming langs de hokken te lopen om te zien wat er aan honds assortiment aanwezig was. En direct viel mijn oog op Fred, een kooiker hondje. Hij stond met de voorpoten tegen het hek, zijn staart zwiepte heen en weer, zijn achterlijf kronkelde en zijn ogen keken mij smekend aan. Heel zijn lichaamstaal en wanhopige smeking in die hondenogen drukte maar één stomme bede uit:” Baasje, baasje, neem mij mee, neem mij mee! Ik zit hier zo eenzaam in dit betonnen hok. Kies mij. Neem me mee. Ik zal je in ruil ál mijn liefde geven!!”
Ik hurkte neer en opende het deurtje. Direct begon hij verwoed mijn handen en gezicht te likken en het zwiepen van zijn staart ging sneller en sneller. Toen was ik verkocht! Ik zei tegen mijn vrouw: “Dát wordt ‘m. Die gaat mee naar huis.”
Zo kwam Binkie in ons leven. Die nieuwe naam gaf ik hem omdat ik altijd naar een trouwe vriend en kameraad had gezocht, in het Bargoens de naam Bink dragend. Aan zijn oude naam Fred was veel verdriet verbonden, die hij in zijn vierjarig leventje al had ondervonden. Verdriet die hij bij ons in ons rustige huisje met veel geduld en liefde zou vergeten. Hij had drie adressen gehad. In Gulp, Geleen en Naarden. Overal had men hem weer gedumpt en in een asiel geplaatst. Zes weken zat hij nu weer in dit asiel en God weet hoe vaak hij zich vergeefs had aangeboden in vruchteloze poging een nieuw tehuis en baasje te krijgen. Helaas. Hij had de schijn en oordeel tegen. Gegadigden zagen na inzage van zijn rapport van adoptie af. Hij had een strafblad! Hij was een vurig hater van katten.. maar het ergste was, hij had kinderen gebeten! Maar ik vond dat hij een nieuwe kans verdiende. Dat hij geen vriend van katten was, vond ik redelijk. Dat bewees dat hij een rechtschapen hond was. Ik ben zelf ook geen minnaar van die mini-tijgers. En dat hij kinderen gebeten had? Dáár had ik ook mijn gedachten over. Bepaalde kinderen kunnen zéér jong, zéér wreed zijn! En het is mijn vaste overtuiging dat dieren in de aard niet slecht zijn, maar vals kunnen worden gemaakt.
Die poezenhaat heeft hij onmiddellijk na intrede in onze behuizing aan Brutus, een grof gebouwde rode kater, die de buurt terroriseerde, op niet misverstane wijze duidelijk gemaakt en hem aan het katten verstand gebracht hóé de zaken er in ‘t vervolg bij lagen. Die kater had altijd permanent een strategische positie ingenomen in een brede doorgang. Voor honden die de juiste nederigheid en respect toonden, stond het beest minzaam toe hem te passeren. Zo had hij ook mijn overleden hondje geprest om bedeesd, met gebogen kopje en slepende tred een wijde eerbiedige boog om hem te maken. In jeugdige overmoed had die namelijk eens de fatale fout gemaakt zonder respect te tonen op Brutus af te stormen. Maar de rode naarling had koelbloedig de rug gekromd, een klauw met scherpe nagels gevaarlijk geheven met de duidelijke waarschuwing.”Hier heb ik een lel!! Hou je gedeist of je krijgt ‘m!!!!”
Maar Binkie liet zich niet intimideren. Hij stortte zich op Brutus als een piranja op de blote kuiten van een Indiaan en joeg hem dwars door tuinen en heggen de boom in. En dat was dat! Na voor de kater nog enkele duidelijke waarschuwingen omhoog te hebben geblaft, vervolgde Binkie tevreden zijn weg. De rode mini-tijger is getemd en vlied ijlings, met de staart omhoog naar veiliger oorden zodra hij Binkie in het oog krijgt.

Snippers van mijn leven - Blozen

Naast de vele slechte eigenschappen, die in een royaal assortiment door mijn binnenste darren, de vesting van mijn geweten belagend als mieren een hulpeloze naakte worm, bezit ik nog een bijzonder irritante hebbelijkheid. Meer een vervelend en ongewenst vermogen. Het is de curieuze prestatie om, ongewild en vaak op zeer ongelegen momenten, het gelaat van normaal nietszeggend wit, in fraai tomaatrood te veranderen.
Een soort kamelelon-prestatie dus. Wel niet zoals dat diertje het kan, zo genuanceerd in kleuren variateit, maar met die ene vlammend rode kleur, die ik weet op te wekken, zet ik dat beestje met gloed en glans voor joker als prutser.
Het is een plus of manco-element, behorend of mankerend aan een, waarschijnlijk doodlopend straatje van het kronkelige hersenlabyrint. Het kan ook een nooit- volwassen wordend, nozemachtig kwelduiveltje zijn, onbenullig grinnikend, zittend op mijn ziel als een hippy op de Dam.
De heren psychiaters, de bekende zielenknijpers, die onze psyche of geestelijke ingewanden genadeloos  kunnen ontleden, fileren en van storende graten ontdoen gelijk de visboer de scharretjes en zoute haring, hebben daar een keurige naam voor gevonden” erytrofobie” of in duidelijk hollands ” gevoeligheid van het naakte Ik”. De bekende Sigmund Freud, de Oostenrijkse  neuroloog en psychiater en nijver ondekkinsreiziger in de menselijke hersenkronkels ging daarin zeer ver. Maar nog een beruchte Oostenrijker (A.Hitler) en Feuds leerling Carl Gustav Jung, gingen nog verder. Zij zijn nooit meer terug gekomen.
Maar alle gekheid op ‘n stokje, die twee Pysersj hebben mensen als ik zonder erbarmen ingedeeld (alsof wij tot een zeldzaam diersoort behoren) tot de Orde van de Gelaatsprekers’
Goed, goed, we gaan verder met mijn kwelduiveltje. Zoals hippys af en toe op rijzen om “agentje te pesten”, zo komt hij op ogenblikken dat het mij niet, maar hém uitstekend schikt, opdraven met zijn rotgeintje.
Het begint dan dat hij pesterig onder mijn hersenpan gaat zaniken. Zo van “Hé joh, moet je nu eigenlijk niet een beetje gaan kleuren?” “Toe nou Joh. Het is er nu wel echt de tijd voor!”
Op zo’n moment komt er dan vaak een ander, niet ongeschikt wezentje, dat óók onder het schedeldak domicilli heeft, mij te hulp. Het roept dan tegen die giftige treiteraar, helaas zonder veel stemverheffing, “Ach schei toch uit man, maak geen stennis, laat die stumper met rust!”
Het kleine rotduiveltje is echter een echte doordouwer en goed gebekt ook! Hij blaft mijn bondgenootje af, zodat die maar bedremmeld zwijgt. Nu heeft mijnheer vrij baan en spel. Hij zit mij dan net zolang op te jutten, tot mijn hoofd aanvoelt alsof ik het net uit een emmer gesmolten lood heb teruggetrokken. “Ha, ha” wat een lol! Hulpeloos sta ik dan geruime tijd voor schut als een defect rood stoplicht.
Reeds als onschuldig schoolknaapje heeft hij mij het leven zuur gemaakt en mijn gering persoontje gestort in de meest pijnlijke situaties.
Levendig herinner ik mij van die schooltijd hoe eens een weerzinwekkende ellendeling een goed uit de kluiten gewassen hondenkeutel in de lessenaar van de meester had gedeponeerd. De man stelde de attractie niet op prijs, en verlangde met stemverheffing te vernemen wie hem dat geleverd had. Een allerzinds redelijk verlangen.
Het “corpus delict”, gewikkeld in een vetvrij papiertje, als een onapetijtelijke blikvanger naar de zolder van het klaslokaal stekend, loensde de man boosaardig, de rij gniffelende koppen langs.
U kunt het denk ik al raden. Zijn woedende blikken zogen zich pardoes vast op mijn pioenrode bol. Het kon niet missen. En waarlijk, ik zal een kruiwagen worden als ik het lieg. Ik was volmaakt en smetteloos onschuldig!
Onbeschrijflijk en onzegbaar leed heeft het mij berokkend en ontzaglijke verwoestingen aangericht in mijn, om in psychiater-termen te spreken, psychische structuur. De stille hoop dat het met het stijgen der jaren en mijn gestalte zou verdwijnen, en dat deze schande onder de last van grijze haren zou wijken, was ijdel. Dát bleek kortelings.
In een stations-hal stond een uitgebreid gezelschap afscheid te nemen. Hierbij behoorde ook een lief klein meisje, zo’n blauw-ogig engeltje met prachtige blonde pijpenkrullen. Klaarblijkelijk en terecht de lieveling van vader, moeder, ooms en tantes en verdere aanhang. Vertederde blikken volgen het kleine ding, dat dartel door de grote hal huppelde. Op een gegeven momont transporteerde de hollende beentjes haar in een duistere hoek van de hal. In volle vaart rende zij daarbij uitgerekend tegen mij op. Om haar voor een pijnlijke val te behoeden, vatte ik het hummeltje met beide handen om het miniscule middeltje en zette het keurig op de beentjes. Het gezelschap had er niets van gemerkt.
Het kind bleek de reddende handeling niet op juiste waarde te schatten. Het galoppeerdede pijlsnel naar de groep terug. Nóg hoor ik haar luid, schelle stemmetje galmen door de enorme ruimte. Nóg zie ik het beschuldigend uitgestrekte vingertje, gericht op mijn gestalte, die het wichtje gevolgt was.
Onder doodse stilte riep ze zéér luid, “Mammie!, Mammie! Die meneer heeft mij daar in het donker gepakt!”
Ik achtte een nadere verklaring nuttig en nodig en gaf het gezelschap een stotterende explicatie van het incident.
Maar mijn vervloekte rooie kop sprak bij voorbaat het “Guilty” uit.
Hun misprijzende blikken zullen voor de rest van mijn leven in mijn ziel blijven branden.

Snippers van mijn leven - Modern times

De moderne mens wordt zo overspoeld door een vloedgolf van indrukken, veranderingen, beelden, informaties én lawaai, dat het er op lijkt of de duivel deze zaken in vaste dienst heeft genomen om de menselijke geest aan te randen en te verkrachten. Wie al die kwalijke zaken gretig over zich heen laat gaan en opzuigt zoals een spons het water, is gelijk aan de man die zijn huis openstelt voor een horde damslapers. In no time is de brave borst naar een zolderkamertje van zijn eigen huis verbannen, waar hij gezelschap geniet van de demon der waanzin.
Vooral het lawaai werkt negatief. Afstompend en verslavend. Het aantal jonge mensen, dat zich niet meer kan amuseren zonder de helse tonen van hun transistors en walkmans neemt enorm toe. Als het zó doorgaat én met de wetenschap, dan kan er voor deze herrieminnaars binnen een luttel aantal jaren een ideale situatie ontstaan. Op verzoek zal een chirurg hun de schedel lichten en daaronder een permanent soort radiostation installeren met draadjes aan de oorlellen verbonden, zodat deze als volume- en afstelregelaars dienst kunnen doen.
Het beste wapen tegen deze opdringers is het aantrekken van ‘de koude kleren’ en het verwerven van het devies “ze kenne de pot op!” Lángs het eerste kan men alles laten glijden, in het tweede nuttige voorwerp evenzo.
Onze goedmoedige, sullige aardbol begint steeds meer overeenkomst te vertonen met een op hol geslagen mallemolen, bevolkt met een gevarieerd soort kermisgasten die, ononderbroken lawaai producerend, zich hullen in giftige wolken van benzine, tabak- en drugsplanten.
Aanvankelijk door de goede God als experimenteel diersoort op een onnozel bolletje in het heelal op pootjes gezet, heeft het zich ontwikkeld tot een interessant wezen met een opmerkelijk talent elkaar kop- en horendol te draaien. Zoals bacteriën op een cultuurbodempje, vermeerderen zij zich op dat bolletje, deze in toenemender mate besmeurend met hun afscheidingsproducten.
Bewoond door, elkaar aardig in evenwicht houdende, soorten, goede en kwaadaardige, beginnen de laatste thans sterk in aantal toe te nemen. Hierbij doet zich het curieuze verschijnsel voor dat de steeds minder wordende groep, de goedaardige, nu voor kwaadaardig wordt uitgekreten.
Ook aan het vermogen zich te kopiëren werden interessante trekjes toegevoegd. Het gereedschap bleef hetzelfde; men ging het anders benutten. Bestudeerde men zijn geslachtsdeel vroeger in de beslotenheid van de badkamer, thans stallen mannelijke en vrouwelijke figuren ze uit op een glasplaat, beeldbuis geheten. De aloude, aangename bezigheid ‘geslachtsdaad’, genoemd, wordt nu in het openbaar gedemonstreerd. Was het vroeger een genoeglijk onderonsje, nu roept men iedereen erbij om te tonen hóe het kunstje wordt geflikt en laat men zich terzijde staan door allerlei mechanische hulpmiddelen. Deze verkrijgt men in kleine winkeltjes, in ruil voor ronde, metalen plaatjes.
“Dat is goed, dat is mooi!” Brullen de kwaadaardigen. Naar de zwakke protesten der “goedaardigen” wordt geluisterd met de welwillendheid, waarmee men het gebazel van een idioot aanhoort. Als deze wijzen op de stijgende curve echtscheidingen en onechte kinderen (die zijn wél echt, maar niet echt geëcht geacht), de zedendelicten en de geslachtsziekten, dan betogen de anderen dat het nu aanmerkelijk vrolijker toegaat dan in de oude, saaie tijd. Over het gehele pakket der gewijzigde gedragspatronen en levensomstandigheden is een ontilbaar boekdeel te schrijven.
Wie daar oprecht aan begint en er een nut van verwacht, zodanig dat de zaken zich wenden of wijzigen, is een man die een scheet in een vlindernetje wil vangen. Hij begeeft zich in een staat van gillende verbijstering en verwerft een enkele reis, gehuld in een dwangbuis, naar één van die speciale inrichtingen, die óók al als paddestoelen uit die bol omhoog schieten.
Nee, lezende, aspirant schrijver, doe het niet. Begin er niet aan! Waartoe heeft het nut het aantal gekken op deze bol met nog één te vermeerderen? Laat het u een zorg zijn. Uw woord vliegt op de botteriken te pletter als een Lelijk Eendje*) tegen een sneltrein.
Tenslotte: het heeft toch geen zin. Uw vermanend betoog is boter aan het galgje. U kunt net zo goed met een snorfiets aan de T. T. in Assen mee gaan doen of luidkeels een pilsje bestellen in de woestijn.
*) Lelijk Eendje of Deux Cheveux: ouderwets licht Frans autootje van dun platijzer.