Een barstende pastoor
Vader had in de rampzalige crisisjaren ca. 1929 tot l934, waarbij de huidige crisis in vergelijking maar een lachertje bij is, groot gebrek aan financiële middelen, maar genoot als werkloze wel veel vrije tijd. Immers, het verplichte stempeltje dat iedere werkloze voor 10 uur op het stempellokaal moest zetten ter controle dat hij niet aan het werk was, betekende nu eenmaal geen dagtaak.
Om de karige geldmiddelen (13 gulden en 50 cent steun per week) aan te vullen, rommelde hij stiekem in de sector lompen, lege flessen en oude metalen. Dat laatste dreef hem ook tot de rampzalige aanschaf van een oude zeemijn waarvan niemand wist of 't kreng nog kon ontploffen (u kunt er later nog een smeuïg verhaal over lezen), maar die waardevolle metalen in zijn binnenwerk had Dat vergaren van lompen, metalen en lege flessen moest heimelijk gebeuren, want alle verdiensten verkregen uit werk of handel naast de schrale uitkering, moest opgegeven worden aan de toenmalige MAATSCHAPPELIJKE STEUNVERLENING die de uitkeringen verstrekte en dan korting daarop toepaste. Iets waar hij begrijpelijk weinig voor voelde.
Aan de verwerving van die lege flessen was een aardige anekdote verbonden. Als kind hoorde ik hem eens tegen mijn moeder zeggen: “Die pastoor zuipt zich nog eens te barsten aan de wijn!”
Nu had ik, als diep gelovig jongetje grote eerbied voor mijnheer pastoor. Hij was voor mij voorwerp van absolute aanbidding, een ontzagwekkende autoriteit met relaties bij de hoogste Baas en uitstekend boven de lange rij Heiligen die door mij vereerd werden, zelfs boven de, om zijn vrijgevigheid zo geliefde, Sinterklaas.
Want dát waren allemaal dode heiligen en hij leefde. En hóe! Bijna 2 meter lang en 1 meter in omvang, was hij met zijn nijlpaardbuik geen figuur die je licht over het hoofd zag. Zijn hoofd was groot en rond en bij neus en konen paarsblauw. En deze eerbiedwaardige figuur (waar u later ook nog meer over kunt vernemen) bleek nu, door die opmerking van mijn vader, naar mijn idee een toekomstige martelaar te worden voor de “enige, ware, Heilige Roomse Kerk”.
Dat leek mij een vreselijk lot. Eens te moeten “barsten” als gevolg van je heilige taak. Dat hield namelijk onder meer in dat bij het celebreren van de Mis, waarbij het ritueel voorschreef, dat daarbij een teugje wijn gedronken werd en de Consecratie werd genoemd, de
priester een kelk, waarin vooraf de misdienaar via een zilveren inschenkkan wat wijn had geschonken, omhoog hief en de kelk leegdronk. De alcoholische drank verbeelde het bloed van Christus te zijn.
Pas veel later heb ik begrepen, dat vader niet op die minimale hoeveelheid duidde. Mijnheer pastoor was namelijk zo welwillend zijn lege wijnflessen aan Pa’s handel af te staan. Vandaar!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten