zaterdag 19 januari 2013

Snippers van leven 14 - Strijd tegen onrecht

Mijn vader was een wonderlijk man met een gespleten persoonlijkheid. Hij kon enerzijds bijzonder ernstig zijn, maar anderzijds was hij een grote kwajongen. Maar een ding verafschuwde vader hartgrondig. Onrecht! Hij kon het niet zien of velen. Of het hemzelf of een ander werd aangedaan, was hem egaal. Hij nám het niet, nooit en onder geen enkele voorwaarde. Talloos zijn de keren dat hij doldriest tegen echt of vermeend onrecht ten strijde trok.
Drie voorvallen van zijn Don Quichotte -achtig optreden wil ik vermelden:

Het eerste bracht hem in conflict met Rooie Sien. Dat was de benaming die wij, kinderen, aan onze schooljuf hadden gegeven. Haar voornaam luidde “Cinderella”. Een mooie naam voor een “bekakt” (Bargoens voor verwaand) vrouwelijk wezen waar niet veel schoonheid aan te ontdekken was. Het was een deftig mens met voorname allures en rossige haren, vandaar die bijnaam. Op haar gestalte was letterlijk en figuurlijk nooit een man gevallen. Zij had de huwelijksboot gemist en langzaam verzurend zich daarbij neergelegd.
Zij bezat een fijn onderscheidingsvermogen voor de betere en mindere klasse. Zo zou ze nooit een kind van gegoede burgers een lichamelijke afstraffing toedienen. Daarvan konden wel de arme kinderen genieten. Zo kon ze mij, als klein plebejertje, hoewel ik toegegeven vaak straf verdiende, op een pijnlijke en geniepige manier aan het oor trekken. Ze zag letterlijk kans mij als een konijn, halverwege uit de bank te beuren. Nog ben ik van mening dat hierdoor mijn ene oor groter is dan de andere, daar zij haar knokige duim en wijsvinger met de kracht van een nijptang, steeds op hetzelfde oor schroefde.
Aanvankelijk verzweeg ik deze ervaringen voor mijn vader. Mij beklagen over verdiende kastijdingen had geen zin. Hij was van oordeel dat wij, zo wij straf ontvingen, dat wel verdiend zouden hebben. Tenslotte wist hij drommels goed wat voor vlees hij in de kuip had.
Maar… ook mijn broer én de andere arme “koters” (Bargoens voor kinderen) genoten die speciale behandeling! Nóóit de beter gesitueerden. En dát feit kwam hem ter ore. Het veranderde de zaak op slag. Hier werd onrecht gepleegd. Daartegen diende onverwijld
opgetreden te worden. Hij dééd het. Op zijn manier!
‘s Morgens posteerde hij zich breed en languit voor de school. Na het luiden der bel formeerden de leerlingen een lange rij. Aan het hoofd liep Rooie Sien. Twee leraren opzij. Zo stak de stoet de straat over die speelplaats en school scheidde. En daar, op de stoep van de school wachtte het noodlot, in gestalte van mijn Pa, op de deftige schooljuf.
Parmantig voor de rij uittrippelend, werd haar weg plots geblokkeerd door een boom van een vent, die haar met een kort handgebaar staande hield. Voor het onthutste mens besefte wat er gebeurde, hadden het klein formaat kolenschoppen van mijn ouwe heer, haar beide oren in een knellende greep genomen. En ik verzeker u dat er kracht in die handen zat!





Onder het uitroepen van het luide verzoek: ”Wil jij in het vervolg van de oren van mijn jongens afblijven”, begon hij het hoofd in heftig tempo heen en weer te schudden. Zo liet hij het gemartelde lichaamsdeel langdurig verwoed “neen” schuddende bewegingen maken. Het geschiedde zó heftig, dat de solide vastgespelde haarknot in de nek losraakte en de rossige haarslierten ritmisch mee deinden.
Zij heeft nóóit meer aan oren getrokken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten