zondag 24 februari 2013

Snippers van leven 39 - De Gooise moordenaar

Wie wél razend te keer ging was de Gooise Moordenaar, het aan een bomaanslag ontsnapte stoomtrammetje. Hij kon met zijn onbeheerste schorre fluitkreten de mensen doen verbleken van schrik en de wijze waarop hij de hoek om stormde bij het Glazen Paleis, een groot gebouw met overdadig veel ramen, was bij het vlegelachtige af. Hijgend en sissend van pret, hield hij bij het politiebureau stil, spuwde passagiers uit, nam andere op, gaf een korte door het merg flitsende kreet, nam een aanloop en vervolgde zijn onheilstocht, gehuld in dichte dampwolken. Zag hij geen kans om op het korte traject door het stadje brokken te maken, dan zette hij het buiten de muren op een spurt om elders zijn geluk te beproeven.

De stoomtram reed in een wolk van stof en stoom van Hilversum naar Amsterdam waar hij na gedane arbeid uitrustte bij de Muiderpoort. Op weg daar naar toe deed hij Laren aan, rammelde langs Blaricum, bezocht via aftakkingen en overstapplaatsen; Huizen, Naarden, Bussum, Muiderberg, de Hakkelaar. Muiden en Diemen. Op het traject bij Laren moest de “meester” op de bok (de machinist die de “lat”, de stoomhandel bediende) de stoker aansporen extra stoom op te wekken, omdat een aanloop moest worden genomen om het Laarderhoogt over te komen. Over een afstand van vijfhonderd meter moest een hoogteverschil van bijna dertig meter worden overwonnen. Toch gebeurde het herhaaldelijk dat al dat “gestook” niet voldoende was en het vierkante locomotiefje amechtig hijgend halverwege de helling de moed op gaf. Dan werden de passagiers verzocht uit te stappen om met gezamenlijke duwwerk het beestje de helling op te helpen. Tevreden rammelend vervolgde het zijn weg.

Daar in de buurt had in 1927 een bewoner van Laren zijn Fordje wat te dicht bij de rails gezet. Mist en duisternis belette de meester het uitzicht en het fonkel nieuwe product uit de fabrieken van Henry Ford werd de prooi van de Gooise Moordenaar. Het Fordje werd gepakt en tegen het zware hek van villa “Emmelie” gedrukt en deformeerde, door zijn ontmoeting met deze dame, tot wrak.

Er viel veel te beleven met en in de Gooise Moordenaar. Vaak grotere en kleinere ongelukjes. Zoals keurige zomerjurkjes die in de open rijtuigen smoezelig werden door de walmende vette rook. Maar vooral als de “ongeluksdominee” uit Huizen in de tram zat. Het toeval wilde, dat wanneer die dominee meereed er meestal een aanrijding of ongeluk plaatsvond. Het verhaal gaat dat toen de man voor het eerst een voet op de tram zette, deze onmiddellijk door de assen zakte.
Af en toe had zich een dronkaard tussen de rails te slapen gelegd, wat hem het leven kostte. Onsterfelijk is de kreet van de dronken Huizer waarvan alleen de tenen werden afgereden en die, bruut uit zijn slaap gewekt uitriep: “Wie flikte me dat, taatje?”
Er is een bruin geschilderd postrijtuig aan de tram gekoppeld geweest. Een inwoner van Muiden beleefde een bar avontuur. Hij wilde een brief in de brievenbus van de langzaam rijdende postwagen deponeren, maar kwam doordat hij de hand te diep in de gleuf stopte, klem te zitten. Al zijn sjorren en trekken om de hand los te krijgen, mislukte. De Gooise Moordenaar reed onverstoord luid razend en rammelend door en trok zich geen moer aan van de noodkreten van de ongelukkige. De man werd zo gedwongen in fiks tempo mee te rennen tot de volgende halte!

De muren omsloten het hele stadje. Zij waren dik en solide gebouwd, bedekt met bultige wallen. In oude tijd moeten zij, met de voorliggende brede gracht, een geducht obstakel gevormd hebben tegen ongewenste indringers.
In mijn kleutertijd waren er twee uitgangen. De Utrechtse Poort en de Amsterdamse Poort. Daarnaast voor fietsers en voetgangers een smalle witte loopbrug over de Ooster vestinggracht, de Kippenbrug. Ze was veertig meter lang, een voor zatlappen rampzalige afstand. Menigmaal kiepte een wazige drinkebroer, na bezoek aan het piepkleine kroegje van Jantje Vlug, over de leuning of schoof er onderdoor, om in het koude water van de “buitenvest” tot ontnuchtering te komen.
Toen ik 12 was, werd de Westelijke bastionmuur doorgebroken en legde men een weg aan door de gracht, die sindsdien de naam “Doorbraak “ draagt.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten