zondag 24 februari 2013

Snippers van leven 46 - Een aanslag

Uit het “arsenaal” zoals we onze privé voorraad ontploffingsmiddelen noemden, namen wij een karabijn mee. De kolf was er afgeslagen, maar het schoot nog puik. En wij bezaten een onuitputtelijke hoeveelheid geweerpatronen. Het werd ons jachtgeweer. Raken deden we nooit iets, maar heel wat eenden en konijnen kregen de doodsschrik van een langs gierende kogel. Op afgelegen plaatsen hielden wij schietoefeningen. Hierbij loste Bikker een fataal schot dat leidde tot de ontdekking en liquidatie van ons arsenaal.

Het gebeurde op een zonnige dag in de zomer 1940. Wij hadden met de spuit een ideale sluipschutterspositie ingenomen boven op de vestingwal. Toen zagen wij aan de overzijde van de brede vestinggracht, dat vrijend paartje. Een Duitse soldaat en een berucht staande jongedame. Zo’n allemans vriendinnetje, een slenterkat waar een normale jongen de neus voorop haalt. De bezetting was haar grote kans. Daar een zichzelf respecterend meisje niet met Duitse militairen omging en die niet veel keus hadden, verkreeg het snolletje in het garnizoen de positie van een bijenkoningin in een korf darren. De twee stonden tegen de muur van een betonnen kazemat en waren in innige vrijage omstrengeld. Aan de ritmische bewegingen te zien, ook aangenaam. De aanblik van dat “vozen” (Bargoens voor geslachtsgemeenschap) wekte bij mijn makker zedelijke verbolgenheid op. Voor ik het kon beletten bracht hij de karabijn in aanslag en koste een schot. De afstand was groot. Toch sloeg de kogel met een klap twintig centimeter naast het gepermanente hoofd van het moffengrietje in de muur, haar en haar minnaar besproeiend met puinschilfers.




De man kromp ineen, gelijk iemand die uit een hinderlaag beschoten wordt, hetgeen geen woord te veel is gezegd. Hij staakte op slag zijn activiteiten en ging er als een haas vandoor, voor zover zijn op de hielen hangende broek dat toeliet, gevolgd door het dodelijk geschrokken grietje met een intiem wit kledingstuk als een vlag ter overgave in haar hand.

Het geval is uitgekomen. Wij hebben, in afwachting van ons doodvonnis, een dag in de cel bij de “Orstkommandur”doorgebracht. Maar in plaats van bang of terneergeslagen te zijn, vermaakten wij ons opperbest in het cachot. Vrolijk zongen wij uit volle borst en vlekkeloos de Duitse soldatenliederen na: over Nach England fahren, over het Schöne Wester Wald, Erica auf der Heide en het vrijen met Lili Marleen buiten de kazernepoort. Voor de celdeur dromden soldaten en officieren en luisterden geamuseerd mee. De Ortskommandant had veel plezier in de zaak. Waarschijnlijk had de man ook kwajongens thuis, want hij vergat ons te laten fusilleren voor “der Anschlag” op een Duits militair. Hij stelde ons in vrijheid op voorwaarde dat wij bij de SS zouden toetreden als wij groter waren. Hetgeen wij grif beloofden.

Onze “bezittingen” werden door de Moffen geconfisceerd en later gebruikt aan het Oostfront in een poging Iwan tegen te houden. Uit het faillissement van ons arsenaal hadden we wat goederen kunnen redden. Een aantal linnen zakjes kruit en een staafje dynamiet, net een stuk marsepein en een eindje lontkoord. Met zo’n stukje marsepein ter grootte van een dobbelsteen, kan men, mits de lont goed bevestigd is, een kauwgomballenautomaat als een blikje openscheuren. Het apparaat dat anders heel zuinig één gumbal voor één cent verstrekt, stort dan opeens heel royaal zijn ganse voorraad uit zijn binnenste. De her en der verspreide ballen laten zich dan gemakkelijk oprapen. Een dergelijke toepassing van zijn uitvinding, kan nooit in de bedoeling van de heer Nobel gelegen hebben.

Met behulp van een eind regenpijp bouwden wij een primitief kanon, dat we vulden met plaggen. Kruit aan de achterzijde, een stukje lont er aan en zo gaven wij een goed dekkend geschutsvuur af op Henk de Leugenaar, argeloos vissend in de vestinggracht. Zo bombardeerden wij de machteloos razende man tot zijn bootje bijna kapseisde!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten