maandag 25 februari 2013

Snippers van leven 47 - Een weggekeilde goudschat

“Heb je al gehoord van de zilveren vloot,
de zilveren vloot van Spanje. Die had er te
veel Spaanse Matten aan boord
en appeltjes van oranje”


Zo bezongen wij op school de heldendaden van Piet Hein, de moedige zeeheld die de Spaanse zilvervloot enterde en enorme schatten buit maakte, waaronder sinaasappelen en Spaanse Matten. Die Piet Heijn was overigens niet zo’n goed vaderlander, waardig omgeëerd en door schooljeugd bezongen te worden als held en krachtpatser van formaat in dienst en ten dienste voor het dankbare vaderland. Hij was meer een soort veredelde zeerover, een “jatmoos” (Bargoens voor dief), die mandaat had van de Hollandse regering om de vervloekte Spanjaarden te beroven op royale provisie basis. Dat was de helft van de buit!

Maar dat wisten wij niet en indien wel geweten, dan maalden wij er niet om. Zeerovers waren helden in onze jongensogen, koene kerels die een ruig en romantisch leventje leiden. Hoe hunkerden wij ernaar ook schatten te kunnen roven van Spanjaarden, kisten vol juwelen en stapels zilver, die “baren” werden genoemd en “broodjes” goud. De broodjes werden niet gebakken, maar gesmolten. Ontelbare, onvervangbare, schitterende gouden sieraden van onschatbare waarde uit de door Chistoffel Columbus ontdekte Nieuwe Wereld, kunstvoorwerpen van ongelooflijke precisie en schoonheid, met zo’n weergaloos vakmanschap vervaardigd, dat die zelfs door de allerbeste Europese goudsmeden niet kon worden geëvenaard, werden door de plunderaars tot handzame bonken in elkaar getrapt en daarna tot broodjes goud omgesmolten, zodat het goud makkelijk opgeslagen en vervoerd kon worden. Natuurlijk wilden wij die Spaanse Matten, wat die ook wezen mochten, ook wel buitmaken, want als die grote boef met de korte naam, Piet Hein ze inpikte, dan moesten ze wel waardevol zijn.

Terug nu naar de Bikker en mij. Wij waren kinderen uit gezinnen met ouders die kruisingen waren tussen “merodevogels” (Bargoens voor armoelijders) en kerkratten. Bezitlozen, op wat schamel huisraad na.
Welnu, Bikker en ik, zijn korte tijd, onbewust, rijk geweest. In bezit van een goudschat! Een grote partij van die Spaanse Matten. Omgerekend in huidige goudkoers en antiekwaarde voor verzamelaars, zou die nu zeker een paar ton waard geweest zijn! Hoe kwam die schat in ons bezit of beter hoe raakte we haar weer kwijt?
In die tijd, zo omstreeks 1937, deden ze niet moeilijk wat betreft historische bouwsels. Stond zo’n oud pand uit de 17de eeuw in de weg, was het te vervallen of wilde men op die plek een nieuw huis bouwen, dan ging de bejaarde woning gewoon voor de grond. Niks discussies met instanties als monumentenzorg. Slopers erbij, breekijzer in de knuist, sloophamers omhoog, knotsie boem, daar gingen dak en muren omlaag en huis tegen de vlakte tot alleen de houten vloer nog over was.

En…onder die vloer graaiden wij, Bikker en ik, handenvol zwarte plaatjes vandaan. Het waren er honderden! Zij waren ongeveer vijf centimeter rond, zoals de “flippo’s”die kinderen nu uit een zak chips grabbelen en ca. drie millimeter dik. En weet u wat het leuke aan die platen was? Je kon ze prachtig over het watervlak van de Oude en Nieuwe Haven keilen. Plat daarop geworpen dansten ze wel vier of vijf keer omhoog om uiteindelijk onder water te verdwijnen. Zo zijn we lang bezig geweest, want we hadden onze zakken vol!
Later, helaas veel later, zijn we aan de weet gekomen dat het, door de tijd zwart geworden gouden Spaanse Matten, zijn geweest. De havens zijn nadien meermalen uitgebaggerd en God alleen weet waar onze goudschat “irgendwo”, gebleven is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten