DE PROFEET
O, vruchteloos woord.
Dat druppelt in de oceaan.
De grote zee van misverstaan
waar niemand van hem hoort.
Verzwolgen in de vloed,
zo reddeloos ten onder moet.
O, vruchteloos woord!
O, moedeloze stem.
Die iel en klein als van ’n kind,
verloren gaat in storm en wind.
Wie luistert er naar hem?
En zo men ’t toch verstond,
de woorden uit die kleine mond,
niet weet wáár om het gaat.
O, moedeloze stem!
O, machteloos geluid.
Al schreeuw ik uit, het blijft te klein.
Geen antwoord komt uit de woestijn.
Alleen een jakhals roept.
Want schaduwen die sluipen aan,
het aas kan hem niet meer ontgaan.
Vergeefs brul ik mijn adem uit.
O, machteloos geluid!
O, reddeloze kreet.
Zo dun in orgie van geweld,
lawaai, gevloek en roep om geld.
Wie slaat er op haar acht?
Gij mens, die onder haatgehuil,
U wentelt in het eigen vuil.
Zie gij de teek’nen niet?
O, reddeloze kreet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten