Het was een ontzaggelijk kosmisch gebeuren, die het bevattingsvermogen te boven gaat. Satans’ planeet, de stralende Morgenster, ontplofte letterlijk, waardoor ontelbare brokstukken door het heelal werden geslingerd. Sommige brokken bezoeken ons van tijd tot tijd als “kometen”, zoals de komeet van Halley, die eens in de 76 jaar komt buurten
. Een hels kometenbombardement doodde het leven op de planeten, waaronder ook de aarde. Die catastrofe betekende de dood voor de Dinosaurusjes en de lieve Trannosaurus, een reusachtig op de achterpoten voortsnellend monster, dat hoofdzakelijk bestond uit een grote bek met messcherpe tanden.
Saturnus, die op het moment van de gigantische explosie de mazzel had het dichtst bij te staan, had het genoegen de meeste brokstukken, puin en gruis te mogen ontvangen, waardoor haar befaamde “Ring” ontstond. Ook de maan ontving talrijke inslagen, waar zij haar pokdalig uiterlijk aan te danken heeft. Een “gelukje” voor de aarde was, dat de maan als een schild fungeerde, waardoor zij slechts een klein aantal treffers kreeg, toch voldoende om de toenmalige flora en fauna grotendeels te vernietigen. Dat gebeurde door o.a. in de Amerikaanse staat Arizona. Een aantal stortte in de oceanen. Geweldige vloedgolven spoelden over onze planeet. De aarde werd hierdoor “woest en ledig”
(Genesis 1:1-3) Er ontstond een dik deken van stof en gruis rond de aarde, die het zonlicht afsloot. Zo wachtte de danig gemepte aarde op het moment dat de grote Architect en Maker haar weer zou herstellen of restaureren in oude glorie, om daarop een Paradijs te creëren als woonplaats voor Adam en Eva.
We gaan terug naar dat eerste mensenpaar. Zij waren na hun val luchtig gekleed in vijgenbladeren, die zij, in plots bewust wordend schaamtegevoel, voor de edele delen hadden gedrapeerd. Ook het milde klimaat verdween en zij bemerkten nu het pukkelig verschijnsel van kippenvel, dat op hun huid verscheen. Daarom kregen zij van de barmhartige God een dress van vellen ter beschutting. (Genesis 3:21)Hoe die goddelijke mode eruit heeft gezien, laten we buiten beschouwing. Veel zakken zullen er niet in gezeten hebben, want spullen om op te bergen, hadden zij niet.
Wel kregen zij van hun Maker een symbolisch doosje mee: iets van Zijn goddelijke Humor. Die humor zou helpen, troosten en moed geven op hun barre levenstocht, die nu aanvang had genomen. Het zou hen in staat stellen om ondanks alle moeite, pijn, tegenslagen, ellende en teleurstellingen, om eigen narigheid te lachen. Een heilzaam balsem op de kwetsuren, die zij onvermijdelijk op hun levenstocht zouden opdoen; een paraplu voor de regen in het hart dat “droefenis” heet en die bij tijd en wijle ieder mensenhart, samen met de “weemoed”, besluipt. Niet de humor van de dijenkletsers, de schaterende lolbroeken, maar milde humor, die, als een plotselinge zonnestraal over een somber en donker landschap, het gelaat met een glimlach verlicht. Dat doosje zou dienen om verdriet in op te bergen.
Daarnaast behielden zij de HOOP. De hoop, dat eens de Verlosser zou komen, Die, door zichzelf te offeren, de weg terug naar een ander, beter paradijs zou openen in het Koninkrijk der Hemelen. Ook de gave van muziek kregen zij mee. De muziek, die met tovervingers de mens opbeurt boven de grauwheid van het alledaagse en hem doet verwijlen in een ander land, waar alles lichter en luchtiger is, een zondoorschenen ruimte. Dichter Gart Stuiveling beschrijft haar milde, voelbare vertroostende werking:
Voelt ge, hoe de melodieën zijn
als een regen hemelkoele droppen,
die het brandend-angstig-harde kloppen
uwer slapen en de hete pijn
Van uw moeë ogen zacht komt betten.
En hun schrijning dooft en blust?
Voelt ge, hoe tot onbesmette,
zaalge, zaligende rust,
boven aardes leed en lust,
ziel omhoog wordt opgedragen
uit het dal der drukke dagen
tot beneen én smart én vreugden
ijl vervagen,
en g’in één oneindigheid
Aan uw eigen zelf ontglijdt?
De hoop kwam uit een ander doosje. De beruchte “doos van Pandora” ofwel Doortje met haar onheilsdoos. Die doos en dat vrouwspersoon werd door Zeus, de vader der goden (die in werkelijkheid hoofd van de gevallen engelen is) als geschenk voor de mensen, aan Epimetheus, de “achterafdenkende” en een broer van Prometheus, de “vooruitdenkende”, ter hand gesteld.als een regen hemelkoele droppen,
die het brandend-angstig-harde kloppen
uwer slapen en de hete pijn
Van uw moeë ogen zacht komt betten.
En hun schrijning dooft en blust?
Voelt ge, hoe tot onbesmette,
zaalge, zaligende rust,
boven aardes leed en lust,
ziel omhoog wordt opgedragen
uit het dal der drukke dagen
tot beneen én smart én vreugden
ijl vervagen,
en g’in één oneindigheid
Aan uw eigen zelf ontglijdt?
In plaats van het (geschenk) met de boodschap: “return to sender” (Elvis Presley) aan de gulle gever te retourneren – hij was immers gewaarschuwd dat het openen van de doos niets dan onheil zou opleveren – won de nieuwsgierigheid het van de waakzaamheid en onder het motto: “Ik zal wel zien wat er van komt” opende de kluns de doos. Onmiddellijk ontsnapten alle rampen, ziekten, leed en onheilen uit de doos. Eronder verstopt zat nog de Hoop. Gelukkig hield de schone Pandora het koppie erbij en sloeg snel het deksel dicht. De dekselse griet dacht: “Deksels nog aan toe, snel het deksel dicht!” Waardoor de hoop voor de mens behouden bleef. Aan die stommiteit van Epimetheus herinnert nu nog de spottende scheldnaam: malle Eppie.
Dat legendarische Hof van Eden! Van dat oeroude vakantieoord is heden geen spoor meer te vinden, want na de zondeval ontstonden de seizoenen met hitte en koude en een wijziging van de stand der aardas en omloopbaan om de zon, die er verantwoordelijk voor is, dat wij mannen’s winters nu met een overjas en de dames ‘s zomers luchtig gekleed in dun jurkje of bikini rondstappen.
De aarde werd in rotatie gebracht en wij gingen “draaien, altijd maar draaien en zo naar de haaien”, zoals de zeelui zingen en de zijde waarop het Paradijs lag, die constant zonlicht had genoten, kreeg nu ook schaduw en de voorheen permanente schaduwkant, bedekt met dikke ijslaag, kreeg het eindelijk eens lekker warm. Dat ijs smolt en geweldige massa’s gingen driftig op reis en veroorzaakten de IJSTIJD.
Bijkomende narigheid was, dat de aardbodem drastisch veranderde. Door erosie ontstonden droge, hete woestijnen; en later, toen de bevolking toenam, werd dat erger door de kudden geiten van nomadenstammen, die letterlijk alles vraten wat er maar groen uitzag. Ook kwamen er stinkende moerassen met kwade dampen en verrotting. Heel het aardrijk deelde in de ellende en ontluistering en men zou later vergeefs zoeken naar de plaats waar eens het Paradijs was geweest. Alles wat nu nog rest is een vage herinnering en de Bijbelse mededeling, dat ergens ten oosten van het Hof van Eden Cherubs als grimmige douaniers de weg naar de Boom des Levens bewaken. Een gewas waar onze boomkwekers best een “stekkie” van zouden willen hebben. Een noodzakelijke bewakingsdienst, omdat anders de mens daar óók van zou eten en, met rampzalige gevolgen, “eeuwig” leven.
Laten we nu even teruggaan naar die Oude Slang of Satan met zijn bende opstandelingen. Na een enorme kloppartij door Michaël en zijn engelen (Openbaring 12:7-10) uit de hemel gezwiept en op aarde geworpen om in de toekomst de mens het Kwaad te serveren en de mensheid de hiel te vermorzelen, waardoor die mensheid niet vooruit kan komen (Genesis 3:15)
Een karwei dat die seigneur nog steeds met veel plezier doet.
Het vond plaats in de verre schemering der tijd. De Morgenster, eens tiende planeet om de zon, residentie van Satan en zijn hemels paleis van onvoorstelbare schoonheid, werd verwoest. In het zonnestelsel ontplofte de schitterende planeet, de stralende Morgenster, die eens wentelde tussen Mars en Jupiter. Zoals beschreven, werden ontelbare brokstukken door de ruimte geslingerd en doodde het leven op de buurtplaneten, ook op de aarde. Alles wat van de Morgenster overbleef was een asteroïdengordel tussen Mars en Jupiter, die bestaat uit honderdduizenden, sommigen meer dan een kilometer grote, brokstukken. Op het moment van de gigantische klap had Saturnus dus de pech er vlak bij te staan en trok, zoals beschreven, het meeste puin, stof en gruis aan, dat nu, als een enorme ceintuur, om haar middel cirkelt.
Tekening planeten met puin etc
Ook Moeder Aarde kreeg oplawaaien, waarvan zij duizelde en die, het leven kostte aan de Dino en Tyrannosaurusjes, eerst zo onbezorgd voortstampend in de sompige moerasgrond van de prehistorie. Zij legden allen het loodje. En zo werd de aarde “woest en ledig
(Genesis 1:1) Doch het “zaad” bleef in de bodem, zodat daar later weer het groene kruid zou spruiten. Alweer door oenen van vertalers verkeerd vertaald. Er staat in de Bijbel: “De aarde nu (was) woest en ledig”. Dat klopt van geen kant, want God is geen schepper van woestheid, ledigheid en chaos, maar van volheid en schoonheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten