Tot de plezierige dingen in het leven behoort het gadeslaan van medeschepsels bij hun spel. Alle angst, waardigheid en zorg vallen van hen af. Mens en dier, groot of klein door het spel worden zij anders en verwijlen in een ander land. Ook de toeschouwer.
Zo geniet ik intens als ik het gedol van jonge hondjes zie of het fanatieke bakkeleien van een troep jongens met een bal op een grasveld.
Zo had ik thuis óók zo’n observatieobject. Een geliefd wezen bezig met een verrukkelijk spel. Het was mijn eigen dierbare vrouw.
Zij had van mij een nieuw speeltje gekregen, een apparaat die beloofde in ruil voor een Omo maaltijd, het wasgoed stralend wit te kuizen, zoals de Belg het uitdrukt. In die tijd waren wasmachines niet algemeen in gebruik. Alleen financieel draagkrachtige konden zich de aanschaf veroorloven. Mijn echtgenote, die voorheen op handkracht op een geribbeld wasbord de zaak moest klaren, had nu dus ook zo’n vierkante dienstbode.
Het was een glimmend machientje, pront op de pootjes, met blinkende chroomrandjes, jofele knopjes en laatjes, aan- en uit flitsende rode en groene lampjes. Het maakte allerlei enige geluidjes, sjirpte, tikte, sjoepte en pruttelde. Af en toe rolde ze, na daartoe via een knopje aangespoord te zijn, het trommeltje in pure levenslust rond of liet dat, via een ander schakeldingetje wrummmms…wrommmms, hotseklotsend heen en weer wentelen.
Toen het pas geplaatst was, hebben wij samen een middag gehurkt voor het glazen patrijspoortje doorgebracht en haar jolig al haar geprogrammeerde nummertjes ten beste laten geven. Indrukwekkend wat het allemaal kon. Maar aan het centrifugeren moesten we toch even wennen hoor. Dat was angstaanjagend om te zien. Ze slingerde het trommeltje in tomeloze vaart rond en wist haast niet van ophouden.
Het mechaniek deed sterk denken aan een elektronische gokkast. Het maakte hetzelfde klikkend geratel, maar betaalde natuurlijk niet uit. Dat zou ook onzin zijn. Maar…toch heeft mijn vrouw vreemde ervaringen in die begintijd met haar machientje opgedaan, die haar in verwarring en aan het twijfelen brachten.
Stelt u zich voor. Het bezat aan de onderkant een zeefje dat pluizen, vezels, enz. de doorgang versperde, zodat die niet in haar teder binnenste konden doordringen. Ook minieme voorwerpjes door haar uit broekzakken gerold en afgerukte knoopjes vonden stopplaats in het zeeflaadje. Ze betaalde zelfs een dubbeltje terug als een correcte maar defecte telefooncel (die daar in die tijd een gesprek voor tot stand bracht) maar geen verbindingsprestatie geleverd had. Volgens de installateur was dat kleine specimen haar limiet. Grotere bedragen keerde zij niet uit. Dat was technisch niet mogelijk, forsere munteenheden hield ze vrekkig achter in haar trommeltje. Zei hij!
Maar die elektrobaas wist er lekker niets van, want nog geen week later leverde zij een kwartje in. En toen zij weer een week later met kloppend hart van verwachting het schuifje open deed, zo waar… een héle gulden!
Mijn lieve wederhelft stond in die dagen verwezen naar haar speelgoed te kijken, met iets van verbijstering in haar ogen. Ik heb het maar leuk gehouden. Een rijksdaalder zou té veel van haar goedgelovigheid gevergd hebben. En dan daarbij… dat werd me te duur!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten