zaterdag 28 juli 2012

Parkeren (nostalgie)

1960. Er leefde eens, lang geleden in het Gooi een man wiens naam was “Poepjes”. Ondanks zijn onwelriekende naam verkocht de man overheerlijke haring. Zijn kraam stond langs de Groest in Hilversum, een doorgaande weg voor verkeer uit of gaand naar Naarden en Bussum. In die tijd werd de weg nog niet geblokkeerd door rood/witte borden, blindedarm-opwippende hoge verkeersdrempels en plots uit de grond rijzende metalen olifantspoten. Die zouden pas in de verre toekomst hun intrede doen.
In die gezellige, gezapige en levenswaardige tijd stond ook de criminaliteit op een laag pitje. Een moord werd nog niet met acht regels in het binnenblad afgedaan, maar stond dagenlang op de voorpagina, de “Moord op Magere Josje”, een prostituee en de “Koffermoord” gepleegd door een geflipte Japanner was zelfs wekenlang hot news.
Een politieman was toen een gerespecteerd persoon, nog niet gedegradeerd tot publieke p.p. (afkorting voor een paaltje, waartegen geürineerd kan worden) hoewel er soms een uitzondering was, zoals uit dit verhaal mag blijken.
In die tijd repten dienaren der heilige Hermandad zich paarsgewijs voort in witgespoten Volkswagens, in de volksmond Kevers genoemd.
Breeduit, pontificaal en hondsbrutaal stond midden op de weg, de grote vrachtwagen geparkeerd voor de haringkraam van de onder de aromatische naam gebukt gaande heer Poepjes en sloot volmaakt de doorgang af. Een plek waar alleen een verstandsverbijsterde zijn auto neer zou zetten. Het kon niet uitblijven, dat spoedig een lange file ontstond achter de strategische wegblokkeerder. De diverse chauffeurs reageerden op eigen wijze, al naar gelang aard en temperament. Er waren er bij die verbeten de claxon hanteerden en smartelijke auto-kreten ten hemel zonden als luid protest tegen zo’n vuig misdrijf. Anderen toonden meer berusting en gaven alleen van hun misnoegen blijk door woedende blikken te werpen op de kennelijk schuldige, die onverstoord een harinkje pikte voor de haringkraam.
Het was een in mouwvest en manchesterbroek (het toentertijd geijkte outfit van vrachtwagenchauffeurs) gehuld figuur, die stoïcijns op zijn lekkernij kauwend glunderend het misbaar aanzag en totaal niet onder de indruk kwam van de haast tastbare stroom haat, die uit vele ogenparen over zijn gestalte golfde. Als regen over een oliejas liet hij het langs zich heen glijden. Hij toonde geen enkele haast om zijn vehikel op gang te brengen en liet zich in alle gemoedsrust een nieuwe haring serveren. Het smaakte hem blijkbaar voortreffelijk. Daar dit de hemel en gerechtigheid verzoeken was, verscheen prompt de onvermijdelijke kever ten tonele.
De twee uitstappende gerechtsdienaars overzagen met één blik de situatie en stapten doelbewust op de haringeter af. Er ontspon zich de volgende dialoog:
“Nou, mooie manieren zijn dat. Zo zout hebben wij het nog nooit gegeten. Vindt u dat nou stijl?”
De man had juist de helft van een haringlijk in de enorme mondopening laten glijden en blikte met bolle koon de spreker welwillend aan. Met volle mond beaamde hij, dat het zijns inziens inderdaad géén stijl was.
“Oh, zo”, hoonde de agent, “En dat staat daar maar rustig te schransen of er geen vuiltje aan de lucht is!”
Het was een onloochenbaar feit. De man volstond dus met een bevestigend hoofdknikken. Dát was het toppunt. De brutaliteit ten top.
Collega-agent had het al bekeken. Hier hadden ze te doen met een overtreder, die tot in zijn nieren verhard was. Dat werd uitdelen vanonder uit de zak. Hij trok zijn opschrijfboekje, als een gangster zijn pistool en begon dienstklopperig de wagen te omcirkelen op zoek naar strafbare zaken en mankementen, die voor een ijverig speurder beslist aan een grote vrachtwagen te ontdekken zijn. Ze zouden stuk voor stuk met een bon gehonoreerd worden, daar kon die “karhengst”(spotnaam voor voertuigbestuurder) van op aan. Het was duidelijk, hier werd door Vrouwe Justitia een goed gevuld pannetje op het vuur gezet. Er werd geconstateerd: bemodderd achterlicht, idem nummerbord, verkeerde spiegelstand, te ver uitbollend dekzeil, enz.
De andere agent had nu ook zijn bonboek getrokken en noteerde ‘s mans personalia. De wachtende automobilisten zagen met voldoening het ceremonieel aan. Wraak smaakt zoet, nietwaar? Er wás gerechtigheid!
Inmiddels nam de verbalisant inzage van het rijbewijs, hem bereidwillig door de man ter hand gesteld. “Ook dat nog!” kreet de getergde politieman bij inzage van het rose document. “Rijbewijs B” en krachtig met de vinger erop tikkend, vervolgens priemend naar de vrachtwagen: “Hiermee mag u niet op dat bakbeest kruipen!” De man gaf met een: ” Daar heeft u volkomen gelijk in” te kennen, dat hij met deze clausule van het wegenverkeersregelement eens was. En met een: “Dat dóe ik ook niet” nam hij zijn rijbewijs uit de hand van de verbouwereerde agent, wenst hem vriendelijke goedendag en beende innig vergenoegd naar een, even verderop staand correct geparkeerd Lelijk Eendje(klein Frans bestelautootje van dun golfplaat) onderwijl minzaam de hand opstekend naar de wachtende file. Verbijsterd nagestaard door twee zéér onthutste “blauwen” (Bargoens voor politieagenten) verdween het voertuig om de hoek.
Het is al zó vaak gezegd, maar het moet opnieuw van het hart: “Onze lieve Heer heeft vreemde kostgangers”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten