zaterdag 28 juli 2012

Taartschaal (nostalgie)

1951. De dikke man, die de kleine snackbar binnenkwam, had een aanzienlijke hoeveelheid “geestrijk” vocht tot zich genomen en was zwaar in de “lorum”(Bargoens voor dronken) Dat zou zelfs opoe met haar leesbrilletje op meters afstand kunnen constateren. Hij verkeerde in meer dan “kennelijke staat”, maar wist zich desondanks, niet onkundig, op zijn royale maat schoenen voort te bewegen, richting toonbank. Met gezichten waarop misprijzen gebeiteld stond, zag het daar achter gestationeerde echtpaar, waarvan de vrouw een “duiveplatje” bezat (Bargoens voor dikke boezem) de wankelmoedige naderen. Zij dreven hun nering blijkbaar zonder veel levens- en arbeidsvreugde. Beiden hadden zij zo’n rouwgelaat, dat lijkbidders zich op passende momenten kunnen aanmeten. Dit in tegenstelling tot de bolle Bacchus vriend. Zijn in nuchtere toestand ongetwijfeld al goedmoedig, vollemaansgezicht stond zéér opgeruimd. Hij blaakte van levenslust.
De kennelijk ongewenst persoon was, heen en weer zwaaiend, voor de uitgestalde eetwaren tot stilstand gekomen en liet, zacht neuriënd, zijn blik inspecterend over de lange rij lekkernijen gaan. Het paar, dat schijnbaar nog niet had besloten of ze deze labiele gast wel voedsel zouden verstrekken, keek in ijzig stilzwijgen toe.
De keuze scheen voor de man moeilijk. Hij maakte naar iedere hartige hap een knikkend gebaar met het hoofd, als een kip in de voerbak en verviel toen in een dubbend zwijgen. Plots klaarde zijn gezicht op, het besluit was genomen. Hij keek de twee glunder aan, maakte een wijds gebaar over het ruime assortiment en riep:
“Van alles één!”Het was duidelijk, hier werd een fikse order geplaatst. De strakke gezichten namen een welwillender uitdrukking aan, hoewel vermengt met wat ongelovige verbazing. Maar toen de man, als bewijs voor zijn financiële soliditeit, een dotje bankbiljetten onder hun neuzen zwaaide, onder de uitroep: “Kees is goed voor ze poen hoor!”, maakten zij een begin met het opstellen van: nasi-, bami-, gehakt- en bitterballen, geflankeerd door loempia, slaatje, fricandeau, broodje, eitje, enz. Er ontstond een indrukwekkende hoeveelheid “bikkesement” (Bargoens voor eetwaar) dat drie hongerige bootwerkers had kunnen spijzigen. Het was zéér veel.
De aanblik hiervan, bleek de grootafnemer te verrassen en zorgen te baren. De omvang van de culinaire ramp, die hij over zijn hoofd had uitgeroepen, drong langzaam tot het beneveld brein door. Hij keek hulpzoekend rond. Aan een tafeltje zaten twee dienstplichtige soldaten zuinig prikkend in een bordje patat dat zij van hun mager soldij aangeschaft hadden.. Op het gezicht van de dikkerd verscheen een brede lach van opluchting. De redding was nabij. Met een: “Hé ouwe stompers, rammen jullie ook wat naar binnen?” nodigde hij ze aan zijn dis. De landsverdedigers lieten hun bordje in de steek en ijlden, met de vork gewapend op het lekkers af. Met meesterlijke strategische bewegingen openden zij een directe aanval op ‘s mans eetberg. De man keek genietend toe, als een goede huisvader bij het zien van de gezonde eetlust van zijn kinderen.
Zijn grote mond, waarin hij het knakworstje dat hij in de hand hield, wel dwars had kunnen stoppen, was vertrokken in een lach tot halverwege de oren.
Er was nóg een klant. Een vrouwelijke. Zo’n oude vrijstertype, die, rechtop zittend alsof ze een stok in de slokdarm had, van haar consumptie genoot: koffie met sprits.
Het oog van de dikke viel op haar. Hier was nog een object voor zijn mensenliefde. Met een inviterend gebaar naar haar sprak hij:
“Kom op meid. Kom ook “nassen” (Bargoens voor eten) Douw wat in je raap!”De “old girl” sloeg de invitatie tot “diner” met gedecideerd hoofdschudden af. De weldoener stond verstomd. Haar weigering kon hij niet wisselen. Hij blikte onthutst naar de weigeraarster met de sprits in haar hand, waaraan zij had geknabbeld als een muis aan de kaas.
Toen gleed een groot, diep begrijpen over zijn gelaat. Hij had ‘t. Ze hield meer van zoet. Allez, daar kon voor gezorgd worden. Zijn grote hand omvatte de voet van een taartschaal, gevuld met slagroompunten. Deze, als een ruiker voor zich uitstekend, stevende hij slingerend op haar tafeltje af met de dubbelzinnige vraag:
“Moet je ‘n punt, lieverd?”Het mens keek hem verstard aan alsof hij haar een oneerbaar voorstel had gedaan en schudde angstig het hoofd.
Nu kwam de man achter de toonbank in actie. De bolle man ging te ver.
Met een: “Mijnheer, hier die schaal”, poogde hij die van hem af te nemen. Het ging niet. De angstwekkend hellende schaal hoog boven het hoofd stekend, zei de taartventer kortaf; “Nee!”Hierop wierp de echtgenote zich in de strijd. Luidkeels kreet zij: “Me schaal. Me taartjes! Geef hier zuiplap. Betaal en hoepel op!”
Het was geen coulante houding. De man had recht op meer egards. Als goede klant had hij, afgezien van het kleine incident, geen herrie of brokken gemaakt.
“Wat Kees heeft, blijft van Kees”, verklaarde hij en toen: “Zeg maar hoeveel!”Het bedrag aan taartpunten was snel berekend, maar daar Kees ook de schaal in eigendom wilde verwerven, werd inventarislijst en prijs bekeken. Het werd genoemd.
“Tel de hele bups maar bij elkaar”, zei Kees. Hij betaalde. Eetwaar, taarten én schaal. Met het hoofd hoog geheven schreed hij naar de uitgang, de taartschaal fier in de hand. En daar aangekomen, dreef hij het gehele “complet” met rinkelend geweld in een metalen afvalbak.
Het was een verkwistend, maar koninklijk gebaar. En met de verachtelijke uitroep:
“Late jullie je zure smoele n’s opstrijke, dan ken je ook zondags naar buite!”, dreunde hij de deur achter zich dicht.Geen gierig type, die Kees, maar wél een driftkop.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten