De moderne mens wordt zo overspoeld door een vloedgolf van indrukken, veranderingen, beelden, informaties én lawaai, dat het er op lijkt of de duivel deze zaken in vaste dienst heeft genomen om de menselijke geest aan te randen en te verkrachten. Wie al die kwalijke zaken gretig over zich heen laat gaan en opzuigt zoals een spons het water, is gelijk aan de man die zijn huis openstelt voor een horde damslapers. In no time is de brave borst naar een zolderkamertje van zijn eigen huis verbannen, waar hij gezelschap geniet van de demon der waanzin.
Vooral het lawaai werkt negatief. Afstompend en verslavend. Het aantal jonge mensen, dat zich niet meer kan amuseren zonder de helse tonen van hun transistors en walkmans neemt enorm toe. Als het zó doorgaat én met de wetenschap, dan kan er voor deze herrieminnaars binnen een luttel aantal jaren een ideale situatie ontstaan. Op verzoek zal een chirurg hun de schedel lichten en daaronder een permanent soort radiostation installeren met draadjes aan de oorlellen verbonden, zodat deze als volume- en afstelregelaars dienst kunnen doen.
Het beste wapen tegen deze opdringers is het aantrekken van ‘de koude kleren’ en het verwerven van het devies “ze kenne de pot op!” Lángs het eerste kan men alles laten glijden, in het tweede nuttige voorwerp evenzo.
Onze goedmoedige, sullige aardbol begint steeds meer overeenkomst te vertonen met een op hol geslagen mallemolen, bevolkt met een gevarieerd soort kermisgasten die, ononderbroken lawaai producerend, zich hullen in giftige wolken van benzine, tabak- en drugsplanten.
Aanvankelijk door de goede God als experimenteel diersoort op een onnozel bolletje in het heelal op pootjes gezet, heeft het zich ontwikkeld tot een interessant wezen met een opmerkelijk talent elkaar kop- en horendol te draaien. Zoals bacteriën op een cultuurbodempje, vermeerderen zij zich op dat bolletje, deze in toenemender mate besmeurend met hun afscheidingsproducten.
Bewoond door, elkaar aardig in evenwicht houdende, soorten, goede en kwaadaardige, beginnen de laatste thans sterk in aantal toe te nemen. Hierbij doet zich het curieuze verschijnsel voor dat de steeds minder wordende groep, de goedaardige, nu voor kwaadaardig wordt uitgekreten.
Ook aan het vermogen zich te kopiëren werden interessante trekjes toegevoegd. Het gereedschap bleef hetzelfde; men ging het anders benutten. Bestudeerde men zijn geslachtsdeel vroeger in de beslotenheid van de badkamer, thans stallen mannelijke en vrouwelijke figuren ze uit op een glasplaat, beeldbuis geheten. De aloude, aangename bezigheid ‘geslachtsdaad’, genoemd, wordt nu in het openbaar gedemonstreerd. Was het vroeger een genoeglijk onderonsje, nu roept men iedereen erbij om te tonen hóe het kunstje wordt geflikt en laat men zich terzijde staan door allerlei mechanische hulpmiddelen. Deze verkrijgt men in kleine winkeltjes, in ruil voor ronde, metalen plaatjes.
“Dat is goed, dat is mooi!” Brullen de kwaadaardigen. Naar de zwakke protesten der “goedaardigen” wordt geluisterd met de welwillendheid, waarmee men het gebazel van een idioot aanhoort. Als deze wijzen op de stijgende curve echtscheidingen en onechte kinderen (die zijn wél echt, maar niet echt geëcht geacht), de zedendelicten en de geslachtsziekten, dan betogen de anderen dat het nu aanmerkelijk vrolijker toegaat dan in de oude, saaie tijd. Over het gehele pakket der gewijzigde gedragspatronen en levensomstandigheden is een ontilbaar boekdeel te schrijven.
Wie daar oprecht aan begint en er een nut van verwacht, zodanig dat de zaken zich wenden of wijzigen, is een man die een scheet in een vlindernetje wil vangen. Hij begeeft zich in een staat van gillende verbijstering en verwerft een enkele reis, gehuld in een dwangbuis, naar één van die speciale inrichtingen, die óók al als paddestoelen uit die bol omhoog schieten.
Nee, lezende, aspirant schrijver, doe het niet. Begin er niet aan! Waartoe heeft het nut het aantal gekken op deze bol met nog één te vermeerderen? Laat het u een zorg zijn. Uw woord vliegt op de botteriken te pletter als een Lelijk Eendje*) tegen een sneltrein.
Tenslotte: het heeft toch geen zin. Uw vermanend betoog is boter aan het galgje. U kunt net zo goed met een snorfiets aan de T. T. in Assen mee gaan doen of luidkeels een pilsje bestellen in de woestijn.
*) Lelijk Eendje of Deux Cheveux: ouderwets licht Frans autootje van dun platijzer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten