Maandagmorgen vroeg de deur uit om te winkelen. Dan vermijd ik spitsuur en wachten voor de kassa. Mijn vrouw had te kennen gegeven, dat zij kippenpootjes wilde, niet uit onvrede met haar eigen onderstel, maar omdat die dag kip op het menu kwam en een zakje kerriepoeder om de kip te kruiden.
Eerst stapte ik naar de bank met een briefje van duizend om de grote “flap” (Bargoens voor bankbiljet) in kleine coupures te laten hakken. Helaas de bank was op het vroege uur dicht. Wat nu? Dan maar naar de Super, die zullen na aanschaf van kippenpoten wel geld van die rug (Bargoens voor duizendje) teruggeven.
Onderweg kwam een oude wens in mijn gedachten. Dat ik eens in staat zou zijn, zelf briefjes van duizend in huisvlijt te drukken. Zo perfect dat niemand ze als vals zou herkennen. Een geheim verlangen dat ik u in vertrouwen vertel en hoop dat het onder ons blijft.
Nu zult u vragen: “Zou uw geweten niet gaan knagen”. Nee, beste lezers. Die wroeging zal vrijwel nihil zijn. Hoewel ik het achtste gebod “Gij zult niet stelen” strikt naleef, meen ik met die, perfect nagemaakte bankjes, compleet met blindenstip, goud etiket, watermerk, fijne lijntjes en rasters, niemand op te lichten of te bestelen. Ik zou ze zó volmaakt maken dat zelfs bankpersoneel er geheid intrapt. Omdat ze niet van echt te onderscheiden zijn kon ik ze gerust overal uitgeven, wetend dat de ontvangers ze argeloos weer aan anderen doorgeven. Niemand bemerkt dan immers iets? Zelfs de Ontvanger der Belastingen, een man met scherpziend oog, en financiële eetlust van een gier, zou niets in het “snotje”(niets in de gaten hebben) en verheugd mijn valse flappen accepteren om zijn fiscale honger te stillen.
Toegegeven, onze wakkere Minister van Financiën zou het wél door hebben, het is tenslotte de man zijn vak en zich ‘s avonds wenend tegen de borst van zijn echtgenote werpen omdat een onverlaat hem pseudo-duizendjes in de maag splitst. Maar dáár zou ik niet wakker van liggen, ook niet omdat de Nederlandse Staat wat averij oploopt omdat ik stiekem in haar financiële achtertuintje schoffel en én passant wat vruchten van de grote geldboom pluk. Er komt bij dat ik “nemen” van de politieke struikrovers in Den Haag, die uiteraard superprofessionals zijn, geen misdrijf vind. Eerder een daad van gerechtigheid.
Maar alez, ik zal die dagdromerij maar staken. Stel dat ik door een tovertruc werkelijk valsemunter zou worden, dan was door mijn klunzigheid de kans groot dat de drukkosten meer dan duizend pietermannen per biljet zouden bedragen, zodat ik op ieder duizendje geld toe moet leggen.
Ik overhandig na aankoop de lieve caissière mijn dure prent in de hoop dat zij er van terug zou hebben, maar gezien het vroege tijdstip had zij niet zoveel in huis. Zij kwam maar tot 500 gulden. “O.K.” zei ik, “ik hou die andere 500 wel tegoed.”
Thuisgekomen bleek de kerriepoeder vergeten. “Wat ben je toch een sufkl..t,” merkte mijn liefhebbende eega op, “Ga vanmiddag maar terug.”
Zo gedaan. Er was een andere caissière. Een humeurig typetje. Na betaling van de kerrie zei ik achteloos tegen het meisje “Geef mij even vijfhonderd gulden”. “Wat zegt u?” Vroeg ze onthutst. Ik herhaalde vriendelijk mijn wens. Waarschijnlijk vermoedde zij dat ik de dorpsidioot was, die haar in het ootje wilde nemen. Haar blik werd ijs.
Daar ik pertinent op mijn verlangen bleef staan en zij op haar weigering daaraan te voldoen raakte de zaak in impasse en groeide de rij wachtenden voor de kassa.
Een pijnlijke situatie.”Geef mij toch dat geld!” dreinde ik. ” Ik krijg hier iedere week 500 piek. Waarom nu niet?”
Ten einde raad werd de chef, die wist dat ik dat geld tegoed had, erbij gehaald. Zonder nadere uitleg zei hij tegen de weigeraardster: “Geef die mijnheer maar waar hij om vraagt”.
Tevreden ging ik huiswaarts. Een verbaasd kassagrietje en klanten achterlatend in de vaste overtuiging dat ik een maffioso ben die iedere maandag beschermgeld op komt halen. Het doet mij niets. Er wordt toch al genoeg over mij gekletst. Dat beetje kan er nog wel bij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten